- Over het project
- Updates en publicaties
- Onderzoekers
- Contact
- Deelproject: Openheid en onthechting in het morele leven
- Deelproject: Pantheïsme en persoonlijkheid in de klassieke Duitse filosofie
- Deelproject: Wet en deugd in de protestantse traditie
- Deelproject: Spinoza, vrijheid van meningsuiting en het algemeen belang (common good)
- Deelproject: Kierkegaard en het transparantie-denken
- Deelproject: Theologische perspectieven op betekenisvol familieleven
- Deelproject: Medische ethiek bij het einde van het leven
- Deelproject: De morele positie van familie in end of life care voor mensen met dementie
- Deelproject: Het morele kompas van militairen
- Deelproject: Wet, ethiek en polarisatie in de Bijbel en het antieke Jodendom
Deelproject: Wet, ethiek en polarisatie in de Bijbel en het antieke Jodendom
Hoe universeel is de goddelijke wet?
Dit deelproject richt zich op de vraag hoe universeel de goddelijke wet is in de Bijbel en het antieke Jodendom. Wat betekent het goddelijke karakter van bijbelse wetten voor hun geldigheid? Kan van de Wet van Mozes een universeel appel uitgaan? Zo ja, onder welke voorwaarden kan zo’n appel gelden? En is de wet eigenlijk een goede basis voor moraal? Waar veel hedendaagse visies de neiging hebben om het geopenbaarde of transcendente karakter van het Goede weinig belang toe te kennen, heeft de antiek-Joodse en vroegchristelijke literatuur voortdurend oog voor dit aspect van de moraal. Denk bijvoorbeeld aan Jezus’ uitspraak dat hij is gekomen om de wet te vervullen, niet om deze af te schaffen (Matt 5:17) of aan Paulus’ bespreking van ‘de werken der wet’ in zijn brieven aan de Romeinen en Galaten. Tegelijkertijd zijn er tradities in de Bijbel te ontwaren waarin de wet slechts een marginale rol lijkt te spelen: Wijsheid (Spreuken, Prediker) en apocalyptiek (Daniël, Openbaring) zijn bekende voorbeelden.
Antiek-Joodse en hedendaagse discussies
Discussies over de positie en de geldigheid van de goddelijke wet blijven niet beperkt tot de bijbelse geschriften, maar wortelen in bredere discussies binnen het antieke Jodendom. Zo stelt Philo van Alexandrië bijvoorbeeld de Wet van Mozes gelijk aan de Stoïsche Wet van de Natuur. Philo beschrijft de wijze als kosmopolitès die leeft in overeenstemming met de Natuur. Het boek Ben Sira stelt de Wet van Mozes gelijk met de wijsheid als universeel ethisch principe. Weer andere geschriften voorzien een universele moraal aan het einde der tijden, wanneer alle volkeren zich tot de God van Israël zullen richten.
Antiek-Joodse reflecties hebben in hedendaagse discussie over deze onderwerp tot nu toe relatief weinig aandacht gekregen. Eerder worden deze antieke teksten gelezen als een bepaald literair genre, zonder speciale aandacht voor hun inbedding in contemporaine wijsgerige en theologische debatten. Door antiek-Joodse geschriften in dialoog te brengen met hedendaagse filosofische en theologische bronnen stimuleert dit project een herwaardering van de antiek-Joodse literatuur voor het denken van nu.
Apocalyptiek en ethiek
Speciale aandacht is er in dit deelproject voor de vraag hoe moraal aan de orde is in apocalyptische teksten van antiek-joodse of vroegchristelijke herkomst. Hierbij gaat het om Bijbelboeken als Daniël en Openbaring, maar ook buiten-Bijbelse teksten, zoals 1 Henoch en 4 Ezra.
Dergelijke teksten gaan niet alleen over het einde der tijden, maar roepen (misschien wel vooral) op tot goed handelen. Aan de hand van visioenen worden gebeurtenissen in de tijd van de lezer geduid. Een opvallende spanning in deze teksten is die tussen ‘duidelijkheid’ en ‘onduidelijkheid’. Er is sprake van grote ‘duidelijkheid’ in de visioenen over de gebeurtenissen van de eindtijd die zich onontkoombaar ontrolt, vooral in de vorm van een goddelijk oordeel. Anderzijds is niet altijd duidelijk wie nu precies veroordeeld worden, en wie de ‘rechtvaardigen’ zijn die worden gered. De visioenen zijn vaak vervat in een mysterieuze beeldtaal. Ook zijn er verwijzingen naar informatie die wordt achtergehouden en niet wordt geopenbaard. Dit hele complex lijkt de lezers van de teksten niet alleen een laatste werkelijkheid voor ogen te toveren, maar ook op te roepen tot zelfreflectie. Horen zij bij de rechtvaardigen of niet? Daar gaat ook een ethisch appel vanuit – een appel van het transcendente Goede.
Apocalyptische teksten zijn vaak in een crisissituatie geschreven. Zo’n situatie vraagt erom op een nieuwe manier na te denken over wat het is om goed te leven en hoe het transcendente Goede daarin een rol speelt. Veel mensen beleven onze tijd ook als in zeker zin apocalyptisch, vanwege de grote, levensbedreigende problemen van klimaatverandering, wereldwijde polarisatie en toegenomen oorlogen. Dit onderzoek poogt stemmen uit de oudheid bij te laten dragen aan het huidige debat over moraal in tijden van crisis en eindtijdsstemming.
Onderzoekers
- Dr. Bärry Hartog, universitair hoofddocent Bijbelwetenschappen en Antiek Jodendom, richt zich in zijn onderzoek in het bijzonder op de manier waarop discussies rond de wet polarisatie en wij-zijdenken tussen verschillende Joodse groepen aanwakkeren. Daarmee samenhangend analyseert hij de retoriek van emoties en de ontwikkeling van complotdenken en groepsidentiteiten in antiek-Joodse literatuur.
- Benjamin Bogerd richt zich in zijn promotieonderzoek op het thema apocalyptiek en ethiek.
Sleutelpublicaties
- Hartog, P.B. “Paulus, Joods denker over de wet: ‘Werken der wet’ in 4QMMT, Galaten en Romeinen.” [verschijnt binnenkort in: Met andere woorden].
- Hartog, P.B. “Truth and Conspiracy in Three Qumran Teacher Hymns (1QHa 10:5–21; 10:33–11:5; 12:6–13:6).” Te verschijnen in Was ist Wahrheit?“ (Joh 18,38): Kommunikation von Wahrheit durch Texte? Neutestamentliche Perspektiven in antikem und postmodernem Horizont. Geredigeerd door B. Siggelkow-Berner en S.K. Luther. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht.