Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Waren de herders van de Kerstnacht onbetrouwbare lieden?

12 december 2024

Met Kerst gaat het niet alleen over de geboorte van Jezus, maar ook over herders. Aan hen berichtten engelen uit de hemel het nieuws van de pasgeboren Messias allereerst. In de buurt van Bethlehem hielden zij ’s nachts de wacht bij hun kudde. Zo lezen we dat in het evangelie van Lucas, hoofdstuk 2.

Emeritus Onderzoekshoogleraar Vroeg Christendom

Hierover is vaak gezegd dat het joodse volk destijds op herders neerkeek. Alsof zij onbetrouwbare, verachtelijke lieden waren. Daaraan kon een mooi motief verbonden worden: God stuurt zijn engelen in de Kerstnacht het eerst naar mensen die niet meetelden. Mensen die buitengesloten werden, hoorden als eersten de heuglijke tijding van Jezus’ komst. Net zoals Jezus later zich bekommerde om mensen aan de rand van de samenleving: zieken, gehandicapten, armen, mensen die geestelijk niet in orde waren.

Herders in de Bijbel

Die uitleg dat herders destijds veracht werden, spreekt niet vanzelf. In de Bijbel wordt verteld dat Abraham veel vee had, alsook de nodige veehoeders (Gen. 13:2-7). Zijn kleinzoon Jakob werkte zijn hele leven als herder en zei aan het eind van zijn leven dat God hem als een herder had geleid (Gen. 48:15). Mozes en David zijn eveneens herders geweest (Ex. 3:1; 1 Sam. 16:11; 17:34-36). In Psalm 23, die op naam van David staat, wordt God ‘mijn herder’ genoemd. Verscheidene Israëlitische profeten houden aan de koningen het herdersambt voor en vergelijken God met een herder (Jes. 40:11; Jer.31:10; Ezech. 34:11-16). Wanneer zij over slechte herders spreken, dan bedoelen ze de onrechtvaardige koningen (Jes. 56:11; Jer. 2:8; 10:21; 23:1-4; Ezech. 34:2-10). In lijn met deze oudtestamentische getuigenissen is ook in de evangeliën het beeld van herders positief. Jezus vertelt van de herder die aandachtig op zoek gaat naar één verdwaald schaap (Mat. 18:12-13; Luc. 15:3-5). Hij noemt zichzelf volgens Joh. 10:1-16 ‘de goede herder’, net als God dat was, volgens Ezech 34:11-16. De evangeliën zeggen nergens dat herders veracht werden. Waar komt die opvatting dan vandaan?

Rabbijnse literatuur

Dat is wel uit te leggen. Het staat in handboeken en Bijbelcommentaren van 50 à 100 jaar geleden, die indertijd veel gezag hebben verworven. De schrijvers daarvan baseerden zich op oude joodse, rabbijnse boeken. Zo is de Talmoed een omvangrijke collectie van oude joodse boeken. Daarin zijn talloze commentaren en discussies van rabbijnen opgenomen. Andere oude boeken bevatten doorlopende verklaringen van de boeken van Mozes, de profeten en de overige geschriften, door christenen ‘het Oude Testament’ genoemd. Die zeer omvangrijke collecties van oude joodse boeken zijn nogal ontoegankelijk voor wie zich daarin niet heeft gespecialiseerd. Daarom zijn er handboeken samengesteld waarin een groot aantal passages daaruit beknopt en ordelijk in vertaling is weergegeven. De bekendste auteur op dit gebied is de geleerde predikant dr. Paul Billerbeck. Van 1924 tot 1926 heeft hij in het Duits drie dikke delen gepubliceerd waarin hij rabbijnse tradities heeft verzameld als verhelderingen bij de nieuwtestamentische boeken, van Matteüs tot Openbaring. In 1928 heeft hij daaraan nog twee delen toegevoegd waarin hij op grond van rabbijnse getuigenissen allerlei nieuwtestamentische onderwerpen behandelde. De destijds bekendere professor Hermann L. Strack was bereid aan deze vijf delen zijn naam te verbinden. Zo zijn de banden van ‘Strack-Billerbeck’ tientallen jaren dankbaar gebruikt door christelijke theologen die zelf niet bijzonder in die materie thuis waren. Ineens was de rabbijnse literatuur voor hen toegankelijk geworden, en dan ook nog toegesneden op het Nieuwe Testament.

Bij Lucas 2:8, waar de herders van de Kerstnacht worden geïntroduceerd, vermeldt Billerbeck diverse rabbijnse teksten waaruit hij opmaakte dat herders destijds in de joodse gemeenschappen onbetrouwbaar gevonden werden. Bijvoorbeeld, omdat zij hun schapen lieten weiden op andermans grond zodat ze als dieven werden beschouwd. Om die reden mochten zij in rechtszaken niet als getuigen optreden. Regelmatig zijn zulke teksten uit hun verband gerukt, maar wie ze bij Billerbeck overzichtelijk opgesomd ziet en zich daartoe beperkt, realiseert zich dat meestal niet.

Sindsdien gebruikten christelijke uitleggers de rabbijnse getuigenissen die Billerbeck had verzameld als ‘achtergrond’ van het Nieuwe Testament. Zo is de vermeende slechte reputatie van herders in het oude jodendom ook toegedicht aan de herders van het Kerstverhaal; al zegt de evangelist Lucas daar niets over. Deze uitleg is bij voorbeeld te vinden in het ooit gezaghebbende Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament, waarvan het eerste deel is verschenen in 1933. In het zesde deel van dit theologische woordenboek, van 1959, heeft de vrome en mede daarom gerespecteerde professor Joachim Jeremias de term ‘herder’ behandeld; poimen in het Grieks. Hij heeft Billerbecks negatieve visie op herders in Jezus’ tijd kritiekloos overgenomen. Van 1964 tot 1976 is dit tiendelige woordenboek in het Engels vertaald, zodat het een nog bredere verspreiding kreeg dan de Duits uitgave al had.

Wat vergeten werd

Eén ding werd hierbij over het hoofd gezien. Veel van die joodse boeken zijn eeuwen na Christus geschreven. Een commentaar op de Psalmen (midrasj, in het Hebreeuws) stamt van ongeveer 1000 na Christus. In de commentaar op Psalm 23, ‘De Heer is mijn herder’, erkent de uitlegger dat dit een positieve uitspraak van David was, terwijl herders in de latere opvatting een zeer verachtelijk beroep uitoefenden. Hoe kon hij deze spanning verklaren? De uitlegger wijst erop dat David zich kon beroepen op de aartsvader Jakob, die ook al God als zijn herder beschouwde (Gen. 48:15). Voor de negatieve reputatie van herders beroept de uitlegger zich op een rabbijn uit de derde eeuw. Maar in de Misjna, een joodse collectie van ongeveer 200 na Christus, staat niets negatiefs over herders. Volgens het geschrift Sanhedrin (3, 3) in de Misjna mochten mensen van sommige beroepen niet getuigen in rechtszaken. Dobbelaars en woekeraars bijvoorbeeld. Herders staan daar niet bij. In de Talmoed staat ook een boek Sanhedrin, waarin commentaar geleverd wordt op het gelijknamige geschrift in de Misjna. Die commentaar stamt van ongeveer 500 na Christus. Daarin (25b / III, 3) zijn de herders aan de ontoelaatbare getuigen toegevoegd. Waarom? Daar gaat het nu niet om. Toch even: wellicht hadden grootgrondbezitters een hekel aan herders omdat ze hun schapen lieten weiden op wat vroeger gemeenschappelijke weidegronden waren, die die rijken zich later hadden toegeëigend. Die praktijk wordt in Jesaja 5:8 en Micha 2:2 al betuigd; en nog steeds komt het voor dat inheemse stammen van hun voorouderlijke grond worden verdreven.

Babylonische Talmoed (Credits: Reuvenk, CC BY 3.0)


Wat er veranderde

Waar het nu wel om gaat, is dat we opvattingen van eeuwen na Jezus’ geboorte niet mogen zien als ‘achtergrond’ van het Nieuwe Testament. De laatste 50 jaar gebruiken de specialisten op dit gebied zulke joodse bronnen dan ook niet meer zo. In goede Bijbelcommentaren van de laatste tijd staat dus niet meer dat herders in Jezus’ tijd veracht werden. In oudere Bijbelcommentaren, populaire boekjes en op internet is die opvatting nog wel te vinden, maar die is dus achterhaald. Het uitgangspunt klopte niet: dat je latere joodse boeken zomaar zou kunnen gebruiken voor de uitleg van het evangelie. Soms kan het wel, maar lang niet altijd. Dit betekent dat theologen voorzichtig moeten zijn met het gebruik van die oudere handboeken en commentaren die tot 50 jaar geleden nog gezaghebbend waren. Soms ijlt die reputatie van ooit gezaghebbende boeken nog lang na, maar ten onrechte. In de Bijbelwetenschappen verandert wel eens iets! In ieder geval vereist het een grondige kennis van de oude rabbijnse literatuur om te onderscheiden wat daarin echt oud is en wat niet.

Conclusies

Twee opmerkingen tot slot. Ten eerste blijkt uit het bovenstaande dat voor dit soort inzichten een degelijke studie van de Bijbelvakken van groot belang is. Het moet zo maar worden gezegd, omdat de laatste jaren er nogal eens afbreuk wordt gedaan aan het belang van een grondige studie van de Bijbel. Ten tweede: laat de predikanten en priesters en andere pastores in hun Kerstpreken niet meer zeggen dat herders ten tijde van Jezus’ geboorte verachtelijke lieden waren. Volgens de Bijbel oefenden ze een eerzaam beroep uit, waaraan koningen een voorbeeld konden nemen. 

Riemer Roukema is emeritus-hoogleraar Nieuwe Testament en vroeg christendom van de Protestantse Theologische Universiteit en predikant van de Waalse gemeente (PKN) te Zwolle.