‘Er is een roos ontloken’ - maar wie is de roos?
Een zeer geliefd kerstlied is ‘Er is een roos ontloken’, lied 473 uit het Liedboek. In vele Festivals of Nine Lessons and Carols, advents- of kerstvieringen heeft het lied ook dit jaar weer geklonken, al dan niet met de zetting van de Duitse componist Michael Praetorius (1571-1621). Vaak wordt het lied na de lezing uit Lucas 1 over de aankondiging bij Maria gezongen. Een vraag die me al langere tijd bezighoudt is: wie is die roos? Gaat dit lied over Maria, of wordt Jezus met die roos bedoeld? Of ligt het nog weer anders? In deze kersteditie van de Bijbelblog zullen we dieper ingaan op de achtergronden en inhoud van dit kerstlied.
Bijbeltekst
Het lied is geïnspireerd op een tekst van de profeet Jesaja, Jesaja 11:1:
En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vruchtdragen.(Bron: NBG 1951)
Deze lezing wordt vaak beschouwd als een vooruitwijzing naar de komst van de Messias. Immers, Isaï (Jesse) is de vader van David, en uit zijn stam zal de Messias geboren worden. Als we het vers uit Jesaja nader beschouwen, zien we dat er eigenlijk tweemaal hetzelfde staat: er komt een rijsje (oftewel nieuw leven) voort uit de tronk (stam) en een scheut (een synoniem voor rijsje) zal vrucht dragen. Deze stijlfiguur komt ook veel voor in de psalmen en wordt parallelisme genoemd.
Virga en virgo
Het gaat in de tekst dus om een tweedeling, namelijk ‘wortel-rijsje’. In de kerkelijke traditie is de tweedeling echter een driedeling geworden: ‘wortel – rijsje – bloem’. Deze driedeling is gebaseerd op de tekst in de Vulgaat. Daar staat, in het Nederlands vertaald: ‘Er zal een rijsje (virga) uit de wortel van Isaï voortkomen / en een bloem (flos) zal uit zijn wortel opgaan.’ Maar wie is dan het rijsje (virga) en wie is de bloem (flos)? Kerkvaders hebben het rijsje (virga) al spoedig betrokken op de maagd (virgo), oftewel Maria. De woorden virga en virgo lijken natuurlijk sterk op elkaar. En de bloem was dan Jezus. Dus uit de wortel groeit een rijsje (Maria) en uit het rijsje (Maria) groeit een bloem (Jezus). Deze visie was in de Middeleeuwen bekend.
‘Es ist ein Ros entsprungen’
De lieddichter van ‘Es ist ein Ros entsprungen’ schreef, om te verduidelijken dat met het rijsje Maria bedoeld werd, in de oorspronkelijke katholieke versie, niet ‘ein Reis’ maar ‘ein Ros’. In het lied is het rijsje dus een roos geworden, waaruit een bloem voortkwam. In de kerkelijke traditie is de roos namelijk het symbool voor Maria. De tweede strofe legt het uit: de naam van de roos is Maria:
Das Röselein das ich meine
Darvon Isaias sagt,
Ist Maria die reine
Die uns das blümlein hat bracht.
Auß Gottes ewigem raht
Hat sie ein Kindlein gboren
Und blieben ein reine Magd.
Het lied werd voor het eerst gepubliceerd in 1599 en telde maar liefst 23 strofen. En het werd wel een Rätsellied genoemd, omdat in de eerste strofe een raadsel klinkt en in de tweede strofe de uitleg volgt. ‘Das Röselein das ich meine (…), ist Maria die reine.’ Iets soortgelijks zien we bij het Lutherlied ‘Ein feste Burg’ waarin de dichter uitlegt wie met de vaste burcht bedoeld wordt: ‘Fragst du, wer der ist? Er heisst Jesus Christ’.
Niet Maria maar Christus centraal
Het lied ‘Es ist ein Ros entsprungen’ werd al snel opgemerkt in het lutherse noorden van Duitsland. In 1609 maakte Michael Praetorius een harmonisatie die inmiddels wereldberoemd is. Deze zetting is ook in de koorbundel bij het Liedboek is opgenomen. Maar hoe mooi dit lied ook was, de geciteerde tweede strofe was voor de protestantse Praetorius toch iets te veel op Maria gericht. Hij wilde Christus centraal stellen. De eerste strofe liet hij staan, maar het antwoord in de tweede strofe formuleerde hij anders. Een kleine omdichting leidde tot het volgende resultaat:
Das Röslein, das ich meine,
davon Jesaias sagt,
hat uns gebracht alleine (in plaats van ‘Ist Maria die reine’)
Marie, die reine Magd.
Aus Gottes ewgem Rat
hat sie ein Kind geboren,
wohl zu der halben Nacht.
Op een ietwat geconstrueerde manier is in deze lutherse versie Maria dus niet meer zelf de roos, maar de voortbrenger van de roos geworden, namelijk: het kindje, haar zoon Jezus. Met deze tekst, waarin de naam van de roos Jezus is, is het lied in luthers Duitsland bekend geworden.
Enkele eeuwen later vond Philipp Wackernagel met een beroep op de Bijbel dat het beter was om ‘Ros’ te veranderen in ‘Reis’, naar Jesaja 11:1, vandaar dat in meerdere lutherse liedbundels de versie ‘Es ist ein Reis entsprungen’ te vinden is.
Nederlandse vertaling
Jan Wit heeft in zijn Nederlandse vertaling (‘Er is een roos ontloken’, 1973) de mystieke lading goed weten te behouden. De tweede strofe is zelfs nog iets cryptischer dan het Duitse origineel, omdat ‘het Kind’ niet specifiek genoemd wordt:
Die roos van ons verlangen,
dat uitverkoren zaad,
is door een maagd ontvangen
uit Gods verborgen raad.
Maria was bereid,
toen Gabriël haar groette
in 't midden van de tijd.
Jan Wit vertelt in het Compendium: "Uiteraard was het voor ons de vraag wat wij precies met dit Maria-lied aan moesten. (…) Ik heb toen getracht naar de motieven en op de melodie van het oude lied iets nieuws te maken."
In de derde strofe verbindt Jan Wit het rood van de roos met het rood van het bloed. Zo verwijst hij naar het lijden en sterven van Christus:
O roos als bloed zo rood,
God komt zijn volk bezoeken
in 't midden van de dood.
Over de melodie heeft Willem Vogel gezegd: "De melodie is als een stil brandende kaars; ze vraagt om een meditatieve houding en voert tot stille aandacht en aanbidding."
Met de slotregels van de drie strofen heeft Jan Wit een prachtige drieslag gecreëerd die noch in de Duitse katholieke versie, noch in de lutherse precies zo terug te vinden is: ‘in ’t midden van de nacht’, ‘in ’t midden van de tijd’ en ‘in ’t midden van de dood’.
Deze vertaling klinkt niet alleen in protestantse kerken. Wit schrijft: "Het is verheugend dat deze vorm van het lied nu weer van ons Liedboek uit de weg terug naar onze katholieke mede-christenen heeft gevonden."