Luthers visie op de Bijbel: het hart van de Reformatie?
Luthers visie op de Bijbel heeft nog steeds veel invloed op het gebied van kerk en theologie. Alleen al het feit dat we de Bijbel in onze eigen taal kunnen lezen is te danken aan Luther. Ter gelegenheid van de viering van Hervormingsdag op 31 oktober staan we in deze blog stil bij Luthers verstaan van de Bijbel. Wat is er nog steeds actueel van zijn bijbelvisie?
De Bijbel als autoriteit
Op 31 oktober 1517 zou Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de Slotkerk in Wittenberg geslagen hebben. Op het eerste gezicht leek de strijd waarin Luther verwikkeld geraakt was, te draaien om de kwestie van de aflaat. Een aflaat bood de kans om zichzelf en anderen vrij te kopen van de straf op de zonden die men ooit begaan had.
Een veel belangrijker punt in de hele discussie was echter de vraag naar de hoogste autoriteit bij theologische vragen. Wie heeft er nu het laatste woord? Ligt de autoriteit bij de paus? Of hebben gelovigen ook het recht om tegen de mening van de paus in opstand te komen, als ze daar bijbelse argumenten bij hebben? Voor Luther was het antwoord klip en klaar: De autoriteit ligt bij degene die zich aan de Bijbel houdt.
Concreet betekent dit dat het niet langer doorslaggevend is hoeveel prestige en macht iemand heeft, maar dat alleen telt wat in de Bijbel geschreven staat. Het is het welbekende principe van “Sola Scriptura” (“De Schrift alleen”).
De Bijbel als Woord van God
Voor Luther was het duidelijk dat alleen de Bijbel autoriteit heeft. De Bijbel was voor hem het Woord van God. Hoe specifiek God zijn Woord dan in menselijke woorden verpakt heeft, interesseerde hem verder in feite niet. Dat was meer iets voor latere theologen. De Bijbel is Gods woord en daarom absoluut betrouwbaar. Luther ging het met name om de zekerheid en betrouwbaarheid van theologische uitspraken. Die betrouwbaarheid kon hij niet echt vinden bij de kerkelijke autoriteiten, maar wel - en voor hem: uitsluitend - in de bijbelse teksten. Die zekerheid gold voor alle christelijke geloofs- en levensvragen. Zo weten christenen zeker, volgens Luther, dat zij door hun geloof in God gered zijn, omdat de Bijbel dat zo zegt. Bovendien weten gelovigen hoe zij God voor hun redding kunnen danken omdat ook dat in de Bijbel geschreven staat.
De Bijbel in gewone taal
Als monnik had Luther de Bijbel leren lezen in het Hebreeuws, Grieks en Latijn. Maar de gewone gelovigen hoorden de Bijbel alleen maar voorlezen in het Latijn, tijdens de kerkdienst. Omdat de meeste mensen het Latijn als spreektaal niet meer machtig waren, konden ze de teksten niet echter meer ten volle begrijpen. De weinige bijbelvertalingen die er al waren, waren slechts toegankelijk voor een zeer beperkt aantal mensen. Bovendien waren dat nogal letterlijke woord-voor-woord vertalingen. Gemaakt voor een ander doel, en zeker niet met het oog op begrijpelijkheid of leesbaarheid.
Voor Luther was dat onaanvaardbaar. Hij vond dat ieder mens rechtstreekse toegang tot het Woord van God zou moeten hebben. Daarom vertaalde hij zelf de hele Bijbel in het Duits: het Nieuwe Testament verscheen in 1522 en het Oude Testament in 1534.
Luthers doel was om de vertaling zo begrijpelijk mogelijk te maken. Bekend is zijn richtlijn om goed te luisteren naar de spreektaal van het gewone volk (“dem Volk auf’s Maul zu schauen”, dus: goed te letten op de “mond van het volk”). Kortom, zijn doel was een soort Bijbel in Gewone Taal te maken. In zijn bijbelvertaling had hij zoveel mogelijk moeilijke, gecompliceerde zinnen vermeden, evenals verouderde verheven taal en specifieke uitdrukkingen. Dit monnikenwerk van Luther, een voor iedereen leesbare Bijbel, vormde een belangrijke stap voorwaarts naar een kerk waarin het priesterschap van alle gelovigen geldt en alle mensen gelijk zijn voor het aangezicht van God.
De uiterlijke duidelijkheid van de Bijbel
Luther merkte zelf tijdens zijn vertaalwerk op dat niet alle delen van de Bijbel even goed te vertalen waren. Er waren zelfs passages die hij nauwelijks kon weergeven in het Duits. Bijvoorbeeld omdat de grammatica zo enorm gecompliceerd was, of doordat de betekenis van een bepaald woord onbekend was. Dit veranderde echter niets aan zijn visie dat de Bijbel duidelijk en eenduidig was. Wat voor Luther vooral telde, is het Christusgetuigenis: de centrale boodschap van de Bijbel dat Jezus Christus mens geworden is, voor onze zonden gekruisigd en gestorven, en weer is opgestaan. Allen die geloven dat Jezus Christus voor hen en hun zonden is gestorven, zijn gerechtvaardigd. Alle wetten in de Bijbel hebben alleen maar tot doel de mens te laten zien dat deze zichzelf niet kan rechtvaardigen.
Iedere bijbeltekst, zelfs de moeilijk toegankelijke, moet tegen deze achtergrond worden verstaan. Omdat we weet hebben van Christus en zijn lijden, sterven en opstaan heeft de Bijbel ook een uiterlijke duidelijkheid: vanuit het Christusgetuigenis bezien spreekt elke bijbeltekst voor zich, ook een moeilijk te vertalen tekst. Alle bijbelteksten zijn immers gericht op het Christusgetuigenis.
De innerlijke duidelijkheid van de Bijbel
Het is één ding dat de Bijbel uiterlijk begrijpelijk is. Het is iets anders om de inhoud van de Bijbel ook te geloven. Luther maakt hier een onderscheid tussen de historische waarheid en de existentiële waarheid: wat er in de Bijbel staat, kun je geloven als historische gebeurtenissen. Maar het is belangrijk om in te zien dat deze gebeurtenissen ook met het oog op elke mens afzonderlijk zijn gebeurd. Dat maakt het namelijk pas tot geloof. Volgens Luther kan een mens niet uit zichzelf tot dit inzicht komen, maar moet dit geloof je gegeven worden, en wel door de Heilige Geest. Het is de Geest die in het hart van een mens deze bijzondere kennis bewerkt en die tot het geloof leidt. Luther noemt dat de “innerlijke duidelijkheid” van de Schrift.
Het juiste gebruik van de Bijbel
De uiterlijke en innerlijke duidelijkheid van de Bijbel vereisen wel dat de teksten regelmatig en telkens weer opnieuw gelezen worden. Zo kan ook de Geest steeds weer opnieuw werkzaam zijn, waardoor het geloof wordt versterkt. Luther bedacht hiervoor de formule “oratio, meditatio, tentatio”.
Oratio duidt op het gebed. Met name het bidden om de verlichting door de Heilige Geest, zodat de Geest een mens het juiste verstaan van de teksten zal geven. Het woord kan ook duiden op het nadenken over bepaalde passages, zij het dan wel in een biddende houding.
Meditatio verwijst naar het hardop voorlezen van de teksten, voor de lezer zelf en voor anderen. Mensen moeten niet alleen mediteren over de teksten, maar ze ook telkens weer echt lezen. Juist ook als je denkt dat je ze al helemaal uit je hoofd kent.
Ten slotte betekent tentatio “onderzoek”. Luther bedoelde ermee dat je bij geloofsvragen en aanvechtingen je altijd weer moet richten op de Bijbel. Geloofsvragen en levensproblemen vragen om het gesprek met de Bijbel.
De Bijbel als woord van mensen
In de loop van de Reformatie komen er steeds meer opgeleide mensen die zich met de Bijbel bezighouden. Vaak hebben ze Hebreeuws en Grieks gestudeerd, de oorspronkelijke talen van de Bijbel. Op basis daarvan maken ze dan ook weer hun eigen vertalingen. Dit grondige onderzoek leidt ertoe dat er steeds meer tegenstrijdigheden in de Bijbel de aandacht beginnen te trekken.
Soms zijn teksten in tegenspraak met elkaar, zoals passages in de beschrijving van de ark van Noach in Genesis 6-9. Hoe zijn de veertig dagen van Gen. 7:12 en de 150 dagen van Gen. 7:24 te rijmen met de vijf maanden tussen Gen. 7:11 en 8:4? Dan weer zijn er teksten in tegenspraak met wetenschappelijke inzichten: de haas is toch geen herkauwer, zoals in Leviticus 11:4-6 abusievelijk gezegd lijkt te worden? In weer andere gevallen komen er vragen op bij het auteurschap van bijbelboeken. Hoe kon het bijvoorbeeld dat Mozes de vijf boeken van de Torah (Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium) schreef, terwijl zijn eigen dood wordt vermeld in Deuteronomium 34? En wanneer werd Jezus eigenlijk de Christus? De evangeliën geven daar toch vier verschillende antwoorden op.
Het zorgvuldige onderzoek van de Bijbel heeft ertoe geleid dat niet langer God, maar vooral mensen als auteurs van de teksten worden aangenomen. En dan bovendien nog eens mensen die in verschillende tijden de teksten hebben geschreven, met ook nog eens uiteenlopende vragen en problemen als uitgangspunt. Ook wordt duidelijk dat deze menselijke schrijvers door hun eigen leefomgeving en cultuur beïnvloed zijn. Maar hoe gaan we daarmee om, als onze moderne wereld anders is dan in de tijd van de bijbelschrijvers? Juist door het grondige bijbelonderzoek is duidelijk geworden dat er soms zelfs verschillende tekstlagen in de Bijbel te zien zijn en dat oudere teksten geactualiseerd zijn door de toevoeging van nieuwe woorden en soms zelfs hele zinnen. Dat betekent wel dat het lastig geworden is om nog een oorspronkelijke tekst te herkennen. Een vraag die daar nog bij komt, is: hoe weten we eigenlijk of een oudere of oudste versie van een tekst de werkelijk geldende tekst is?
Het gezag van de Bijbel dat Luther claimde is door al deze voortgaande ontdekkingen en vragen in een zekere crisis geraakt. De uiterlijke duidelijkheid heeft plaatsgemaakt voor een indrukwekkende variëteit en complexiteit van de teksten.
Is er nog wat over van Luthers begrip van de Bijbel?
Zoals Luther ooit sprak over de eenduidigheid van de Bijbel kunnen we vandaag de dag niet meer spreken. Luther heeft in zekere zin de diversiteit van de bijbelteksten gladgestreken door zijn nadruk op het verstaan van de hele Bijbel vanuit het Christusgetuigenis. We zouden nu zeggen dat Luther daarmee de bijbelse auteurs geen recht heeft gedaan. Wat hij echter wel deed was: recht doen aan zijn eigen tijd, waarmee hij ook voor ons een bijbelbegrip heeft nagelaten waar we nog steeds mee verder kunnen werken.
Wie in de huidige tijd gezag wil toekennen aan de Bijbel, zal dat juist doen door met de Bijbel in discussie te gaan. Gods Woord kan zich namelijk telkens weer opnieuw voor ons ontsluiten. Verrassend veel dingen in de Bijbel zijn bovendien door de eeuwen heen overeind blijven staan. Sommige voorstellingen zijn veranderd, maar er hebben zich ook weer nieuwe geloofswegen geopend om God en zijn schepping te begrijpen.
Nu zouden we kunnen terugschrikken voor deze veelheid en verscheidenheid aan nieuwe inzichten en kunnen proberen ze te vermijden. Maar we kunnen ze ook positief benaderen en juist verwelkomen. De veelheid aan visies die niet ophoudt staat we ook voor garant dat we nooit echt klaar zullen zijn met het begrijpen van de volheid en diepte van de Bijbel. Het zorgt ervoor dat er altijd een levende geloofspraktijk zal blijven door die voortdurende inspanningen van mensen om de Bijbel te willen begrijpen. Die praktijk wordt ondersteund door Gods belofte, die in zijn Woord tot ons komt. Die belofte mogen we dankbaar aanvaarden. Al zal dat nooit onze eigen verdienste zijn, maar altijd Gods genade. Luther op zijn beurt zag dat ook al zo, en daarom staat niet alleen zijn begrip van de Schrift, maar ook en vooral zijn leer van de rechtvaardiging centraal in de Reformatie. Wie zich heeft opengesteld voor die innerlijke duidelijkheid kan ook met nieuwsgierigheid, vrijheid, en een gerust gevoel de Bijbelse verscheidenheid tegemoet treden.