God: een vacature of een levensverhaal?
Godsdienst en geloof hadden in onze samenleving iets van een nadrukkelijk lege stoel, die in het babyboomer-tijdperk leeg moest blijven. De strenge God van vroeger kon wel met pensioen. Maar nu het wel erg lang geleden is dat God verdween uit Jorwerd, lijkt het wel of er toch nog steeds een vacature is. Weet iemand een goede kandidaat?
Profielschets
In de zoektocht naar zin in onze chaotische wereld ontstaat er weer gesprek over de profielschets. Wat zijn de kwaliteitseisen waaraan een beetje God zou moeten voldoen? Meestal kom je dan ergens uit tussen het bovenmenselijke mysterie en de vriendelijke, altijd beschikbare therapeut. Zitten we daar wel op te wachten?
Zo ontstaan de eigentijdse gesprekken. Is er eigenlijk wel een vacature? Moeten we wel een profielschets van God maken? Er ligt immers al een biografie, het dikke boek over de eeuwenlange omgang tussen God en mensen, de bijbel. Scherpe, kwetsbare, niet te verteren en hoopvolle bladzijden over God en generaties van mensen. Vol met het geleefde leven: wantrouwen, testen, opgeven, onderhandelen, echte aandacht en nieuw leven.
De bijbel schuurt nogal eens
Generaties schrijvers probeerden met die biografie hun eigen leven eerlijk te beschrijven, en tegelijk ook het levensverhaal van God. En, voorzichtig gezegd, het schuurt nogal eens.
Dat is iets om over na te denken. Is God een verheven gedachte uit de oudheid? Maar hoe kan het dan zo vaak schuren tussen God en mensen? Moeten we in onze moderne gedachtewereld op zoek naar een betere kandidaat voor de vacature ‘God’? Maar zou die ons ooit durven tegenspreken? Of bekijken we die oude biografie nog eens opnieuw, met eigen ogen? En dan zonder de klassieke antwoorden (op vragen die wij zelf nog niet gesteld hadden)? Laten we opnieuw lezen, is mijn voorstel.
Gods eigen 'ik'
Dat wil zeggen: laat je verrassen door Gods eigen rol in zijn levensverhaal met mensen. Er zijn allerlei teksten waarin God als ‘ik’ over zijn eigen ervaringen en emoties spreekt. Bijvoorbeeld: soms heeft God het wel gehad met mensen en hun godsdienst.
'Ik verdraag jullie plechtigheden niet. Stop met het kwaad.'(Bron: Jesaja 1:14)
Of hij loopt tegen zijn eigen emoties aan.
'Efraïm, hoe zou ik je kunnen prijsgeven?'(Bron: Hosea 11:8,9)
Of je leest teksten waarin iemand God direct harde verwijten maakt.
‘Beleef je er genoegen aan om het mij moeilijk te maken?’(Bron: Job 10:3)
Of je leest teksten waarin de schrijvers beseffen dat God het echt opgaf, zoals na het dodelijk geweld van koning Manasse in Jeruzalem.
‘God is niet meer bereid geweest om te vergeven.’(Bron: 2 Koningen 24:4)
Kan dat wel, een God die iets niet verdroeg? Een God die ‘ik’ zei en het over zijn eigen ervaringen had? Een God die aan het eind van zijn Latijn was en toen geen kans meer zag om te vergeven? Kennelijk kan dat, want dit zijn allemaal zinnen uit de bijbel, het levensverhaal van God en mensen. Zo beginnen onze theologische vragen over de bijbel. Moeten al die verschillende woorden van of over God altijd bij elkaar passen? Moeten we uit al die brokjes bijbel één helder en onveranderlijk portret van God tekenen? Ik denk dat we als lezers het beter kunnen hebben over de bijbel als biografie. Een levensverhaal met veel verschillende hoofdstukken, waarin God en mensen elk hun eigen rol spelen. Soms prachtig, soms pijnlijk, maar altijd open.
Mensen schreven de bijbel
De bedoeling van mijn boek De bijbel als biografie van God en mensen is om twee dingen te laten zien.
Allereerst, mensen hebben van A tot Z de bijbel geschreven. Volgende generaties hebben stukken tekst vaak weer opnieuw of weer anders opgeschreven. Daardoor hebben we de boeken Koningen, maar ook de tweede versie daarvan, de boeken Kronieken. Opnieuw schrijven gebeurde veel. In Jeremia 6:22-24 spreekt God over het leger van Babel dat op zijn gezag oprukt tegen Jeruzalem. In Jeremia 50:41-43 spreekt God dezelfde tekst uit, maar nu over een ander leger dat oprukt tegen Babel. Want hij is een nieuw hoofdstuk begonnen met Jeruzalem. Volgens mijn vak, het bijbelonderzoek, bestuderen we vooral de schrijvers en de vertalers van de bijbel: hoe dachten zij over God? En wat veranderde er in andere tijden en in nieuwe omstandigheden, zodat ook de teksten veranderden? Daar beginnen we, dat klopt. Maar het gaat verder.
Ook God zelf spreekt mee
Het tweede dat ik wil laten zien is dit: Ook God heeft als ‘ik’ of ‘jij’ zijn eigen rol in de bijbel. Dat was in elk geval de ervaring die de bijbelschrijvers aan ons als lezers voorleggen. Je merkt dat God altijd weer de schrijvers en hun lezers kritisch of hoopgevend in de rede valt over hun leven. Zoals in het geval van de twee Jeremiateksten hierboven. Een ander voorbeeld is Ezechiël 20, waarin God als ‘ik’ over zijn eigen pijnlijke belevenissen met Israël vertelt. Of Psalm 78, een lied over dezelfde belevenissen van God, maar met een volkomen onverwacht nieuw begin.
Gesprekken, discussies, veranderingen in teksten, het hoort allemaal bij de gegevens van de bijbelwetenschap. God is in de bijbel ook ‘iemand’, niet een religieuze gedachte van iemand anders. Dat is bijvoorbeeld goed te zien aan de teksten die vertellen dat God steeds opnieuw heeft geprobeerd bij de mensen te wonen. Niet alleen in hun hart of in hun gedachten, maar op een concrete plek in hun wereld.
God wil wonen bij mensen
Het boek Exodus heet vaak het boek van bevrijding. Dat is een mooi woord uit de eigentijdse eredienst. Maar alleen de eerste helft van Exodus gaat daar over. In de tweede helft vertelt God dat hij besloot bij zijn bevrijde volk te gaan wonen.
‘Bouw voor mij een heiligdom.’(Bron: Exodus 25:8)
‘Dan ga ik daar wonen.’(Bron: Exodus 29:44,45)
Dat liep uit op een reeks harde hoofdstukken in de biografie, hard vooral voor God zelf. Het boek Exodus vertelt over het festival rond het gouden kalf (Ex 32-33). En vertelt zo ook alvast over de latere religieuze wensen in Israël. God moest beter zichtbaar zijn, hij moest meer lijken op de imponerende goden van andere volken. En zo had Israël dat wonen van God eigenlijk meteen alweer verspeeld. Het was kantje boord.
'Als niet Mozes het risico had genomen om in de bres te springen …'(Bron: Psalm 106:23)
Die geschiedenis herhaalde zich. Psalm 78:60 vertelt dat God zijn eerste heiligdom in Silo opgaf, schrok van de gevolgen en toen onverwacht met David en Jeruzalem toch weer verder ging. Maar ook in Jeruzalem deed God harde ervaringen op. Een gemoderniseerde tempel vol godenbeelden betekende dat hij zelf er niet meer kon wonen.
‘Ik word uit mijn heiligdom verwijderd.’(Bron: Ezechiël 8:6)
Maar God bleef creatief. Wonen bij mensen kon hij ook wel zonder stenen en balken. Namelijk bij de mensen die waren gedeporteerd naar Babel.
‘Ik ben voor hen een beetje tot een heiligdom geworden.’(Bron: Ezechiël 11:16)
En na het herleven van Israël, klinkt in Ezechiël 37:27 opnieuw:
‘Bij hen zal ik wonen.’
Zulke woorden komen steeds terug. Zo ook bij de komst van Jezus, het woord van God, in Johannes 1:14. Het loopt uit op conflict en dood, maar God zal niet opgeven tot hijzelf onder mensen woont, wat tegelijkertijd een woning overbodig maakt, in Openbaring 21:3, 22.
God als betrokken medespeler
Al die veranderingen en ervaringen onderweg maken de bijbel tot een biografie met heel intense hoofdstukken. Je kunt ze op de klassieke manier lezen als beschuldigingen, verhalen over alle tekortkomingen van mensen. Maar je kunt ze ook lezen met grote verwondering over een God die nooit opgaf. Hij liet zich niet wegsturen. Dat maakte de bijbel tot een levensverhaal, een route die is afgelegd, afslagen die zijn genomen, episoden en conflicten die voorbij zijn. Maar wel episoden die beslissend waren en een nieuw begin tot stand brachten.
God is daarom in de bijbel aanwezig, niet als diepzinnig idee, maar als iemand. Een medespeler die eigen ervaringen met mensen heeft opgedaan en daarover vertelt als ‘ik’. En ook omgekeerd, een medespeler die door mensen wordt aangesproken als ‘jij’ in gebeden en in heftige disputen. In hoofdstuk 5 van mijn boek heb ik een heel aantal van die ervaringen, gesprekken en disputen besproken.
Mag de bijbel ook weer open bij Gods kritische ‘ik’?
Het betekent dat bijbelonderzoek niet alleen over antieke religie gaat. Daar begint het mee, maar bijbelonderzoek maakt ook de geschiedenis zichtbaar van de heftige omgang tussen God en mensen. Je kunt een biografie uitlezen en dan sluiten. Maar je kunt je ook blijven verwonderen en zien dat de inspanningen van God die onder ons wil wonen, niet voorbij zijn. Mijn eigen onrust is dat theologie en kerk op dit moment de bijbel te vaak dicht laten en een retourvlucht boeken naar de middeleeuwen of nog verder terug naar de kerkvaders en de oude kerk. Het probleem is niet de kritische rol van die oude stemmen in hun eigen tijd. Want die was toen fundamenteel. Maar het probleem is wel die retourvlucht. De intellectuele krachtmeting met de moderniteit lijkt verloren. Bijbelonderzoek is ons eigenlijk te moeilijk en de bijbel te veel beladen door een stevige opvoeding. Dus dan maar God zoeken in de vroege kerk, in de beleving van schoonheid of diepzinnigheid, of heel mystiek ergens tussen de eigen oren. Of bijbel maar weer met een hoofdletter schrijven om toch weer iets heiligs te kunnen ervaren. Zo wordt Gods kritische “ik” op spirituele gronden getemd met te mooie teksten. Laat hij ons met de bijbel weer hardhandig in de rede vallen, dat is goed voor verwondering en vertrouwen.