Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Johannes 21 binnen het Johannes-evangelie: een vreemde eend in de bijt?

11 juli 2024

Hoort Johannes 21 oorspronkelijk bij Johannes 1-20, of is het een latere toevoeging? Daarover bestaat een lange discussie. In dit blog vergelijk ik het plot van Johannes 1-20 met het plot van Johannes 21. Conclusie: ze zijn niet hetzelfde. Of dit betekent dat Johannes 21 niet oorspronkelijk is, blijft de vraag.

Timon van Dieren

Drie aandachtspunten

In de discussie over de oorspronkelijkheid van Johannes 21 (H21) vallen grofweg drie aandachtspunten te onderscheiden:

  • Is de taal van H21 té verschillend van de eerdere hoofdstukken om van één auteur afkomstig te zijn?
  • Is Johannes 20:30-31 de voor de hand liggende conclusie en afsluiting van het evangelie?
  • Hoe sterk zijn de inhoudelijke en literaire verbindingen tussen H1-20 en H21?

In dit blog focus op de derde vraag, en dan vooral op hoe het plot van Johannes als geheel zich verhoudt tot H21.

Wat is een plot?

Een plot is de ruggengraat en geordende structuur van een verhaal, bedoeld om een bepaald effect te bereiken. Het gaat dan niet alleen om een opeenvolging van gebeurtenissen (wat), maar ook om de onderliggende redenen en betekenis (waarom). Een verhaal kan ook kleinere verhaallijnen binnen het grote verhaal hebben, met subplots binnen het hoofdplot. 

Een mogelijke manier om het plot te analyseren is door met behulp van het model van Greimas te kijken naar zes handelende krachten in een verhaal: zender, doel, subject, ontvanger, helper, opponent. Dit model helpt om te analyseren hoe het subject (onderwerp) met een bepaald doel door een zender gestuurd wordt ten bate van een ontvanger, waarbij een helper en opponent meedoen en het verhaal spanning te geven.

Het plot van het Johannesevangelie

Met behulp van bovenstaand model kunnen we het plot van het Johannesevangelie als volgt verwoorden: de Vader (zender) zendt zijn Zoon (subject) om de wereld (ontvanger) eeuwig leven (doel) te geven. De tegengestelde krachten geloof (helper) en ongeloof (opponent) zorgen voor dynamiek en conflict. Het plot van Johannes heeft naast de concrete, feitelijke daden van Jezus een belangrijke geestelijke dimensie: op de achtergrond speelt voortdurend het conflict tussen geloof en ongeloof. De grote vraag is telkens: is Jezus wie hij claimt te zijn?

Johannes 21 en de derde opstandingsverschijning

Om het plot van Johannes 21 te analyseren maak ik even een kleine omweg. Ik zet in bij een observatie. Merk op dat Johannes 21:1 en 21:14 ongeveer hetzelfde zeggen:

1 Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. (...) 14 Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat Hij uit de dood was opgestaan.(Bron: NBV21)

 Deze omsluiting met vergelijkbare woorden heet een inclusio. Een inclusio kan aanduiden dat dit verhaal Lees deze passageop zichzelf staat. Maar het kan ook extra nadruk geven, en dat is volgens mij wat hier bedoeld wordt.

Jezus' verschijning aan de discipelen bij het meer. Sculptuur in het koor van de Notre Dame kathedraal in Parijs (credits: CC BY-NC-ND 2.0, Lawrence OP).

Deze nadruk op het feit dat het om een derde verschijning gaat, maakt de relatie tot de eerste twee verschijningen interessant. De eerste verschijning (20:19-23) bestaat uit de herkenning van Jezus en het geloof in zijn opstanding (20:20), en Jezus’ uitzending van de leerlingen (20:21-23). Bij de tweede verschijning (20:24-29) ligt de nadruk op het (on)geloof van Thomas in Jezus’ opstanding. De aansluitende conclusie voor de lezer (20:31) bevat de geestelijke dimensie van het plot, het conflict tussen geloof en ongeloof (zie hierboven), van Johannes:

... maar deze [tekenen] zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven ontvangt door zijn naam.(Bron: NBV21)

 Deze conclusie vormt een inclusio met de proloog van Johannes, vergelijk bijvoorbeeld met 1:12:

Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden.(Bron: NBV21)

De derde verschijning is opvallend anders. De verwachtingswereld van de lezer, die H20 kent, wordt verstoord. De leerlingen zijn in Galilea en gaan vissen, terwijl Jezus hen eerder uitgezonden heeft (20:21-23). Ze herkennen hem niet meer als hij aan de kant staat (21:4). Bovendien lijkt er sprake van een timide, beschroomde herkenning van Jezus (21:12), in tegenstelling tot de blijdschap bij de eerste verschijning (20:20). Daarnaast komt de centrale thematiek van de eerste twee verschijningen beperkt terug. Geloof en eeuwig leven worden niet gethematiseerd.

Openstaande verhaallijnen en het plot van Johannes 21

Het gaat dus om de derde opstandingsverschijning, die anders is dan de eerste twee. Wat is er dan zo belangrijk dat deze derde verschijning nodig is? Bijbelwetenschapper Paul S. Minear onderscheidt drie functies van H21. Deze functies geven het onderliggende ‘waarom’ van H21 aan: wat voor doel dient dit hoofdstuk? Daarmee komen we dus het plot op het spoor (zie de bespreking van ‘plot’ hierboven). Het zal blijken dat H21 vooral een belangrijke rol speelt in enkele subplots van Johannes. 

Ten eerste, H21 dient als opbouwend en bevredigend einde van het verhaal van Petrus en de geliefde discipel. Petrus had Jezus immers driemaal verloochend, en in 20:10 zijn de geliefde discipel en Petrus naar huis gegaan. H21 is de onmisbare afsluiting van het zorgvuldige literaire ontwerp van Petrus’ geloofs- en karakterontwikkeling door het evangelie heen. Pas na het verraad en inzicht in zijn eigen tekorten roept Jezus Petrus op tot navolging (13:36, 21:19). Het plot is dat Petrus door Jezus is vergeven, hersteld en zelfs uitgezonden.

Daarnaast geeft H21 aandacht aan de gelovigen (kudde) van de tweede generatie (zie ook H10,17,20). Het plot is dat Jezus (indirect) zorgdraagt voor de gelovigen ‘na Jezus’. 

Ten slotte dient H21 ter verduidelijking van de relatie van de auteur tot de ‘geliefde discipel’ (21:24-25). Het plot is dat de geliefde discipel de getuige vormt waarop het evangelie is gebaseerd.

Nieuw licht op het vissen

De beschrijving van de derde verschijning is dus bedoeld om openstaande vragen en zorgen te adresseren. Bovenstaande plotlijnen lijken echter voornamelijk op 21:15-25 te zijn gebaseerd. Wat is dan de betekenis van 21:1-14, waarin de discipelen gaan vissen en die grote vangst doen? Juist binnen de genoemde drie functies van Minear krijgt 21:1-14 speciale symbolische betekenis binnen H21 als geheel: vissen is beeldspraak voor de missionaire activiteit van de kerk; het ‘omhoogtrekken’ (21:6,11) verwijst naar Jezus/de Vader die de gelovigen naar zichzelf toe trekt (6:44, 12:32); het net dat heel blijft, duidt op de eenheid van de kerk (H17); en Petrus’ rol bij het binnenhalen van de vis duidt op zijn kerkelijke rol.  

Het plot van Petrus in Johannes 21

Ter illustratie pas ik het eerdere genoemde model van Greimas toe op het eerste plot van H21: de rehabilitatie en indienstneming van Petrus. Dit kan schematisch als volgt worden weergegeven:

Een schematische analyse (naar het model van Greimas) van een van de drie subplots van Johannes 21: de indienstneming van Petrus. De nummers tussen haakjes geven de bijbehorende verzen uit H21 aan (of evt. andere hoofdstukken uit Johannes).

De zender stuurt het subject op missie, ten bate van de ontvanger. De onderste, horizontale as geeft het conflict weer dat het plot voortstuwt.

Verschillende plots en een open einde

Het plot van H21 en van Johannes als geheel komen dus niet overeen. Uit de beschreven functies blijkt H21 meer om zaken omtrent de kerk (ecclesiologie) te gaan, dan om het heil (soteriologie) of de persoon van Christus (christologie). H21 is daarmee een vreemde eend in de bijt.

Als nuchtere lezer kun je jezelf afvragen: moet H21 passen in een zogenaamd literair ontwerp van de schrijver om oorspronkelijk te zijn? Kan het niet gewoon zijn dat de auteur een historisch verslag wilde geven, waardoor het niet altijd goed bij elkaar past en niet altijd een literaire eenheid vormt? Het een sluit het ander niet uit. De schrijver kan zowel een daadwerkelijke gebeurtenis bedoelen, en alles Lees deze passagezorgvuldig structureren en met een diepere bedoeling en samenhang opschrijven.

De vraag is dan: wijken de plots van H1-20 en H21 zo sterk af dat we moeten concluderen dat H21 niet vanaf het begin bij H1-20 hoort? Mijns inziens is dit niet nodig. Hoewel het niet Johannes’ hoofdthema verwoordt, is het plot van H21 ook niet nieuw. Jezus heeft zijn leerlingen al eerder voorbereid (H13-17, 20:21-23). Opvallend is het wel, want bijna elk verhaal in Johannes vormt een microkosmos, een weergave in miniatuur van het hoofdplot. Het Thomas-verhaal had als afsluiter als een bevredigendere inclusio en afronding gefunctioneerd. Open eindes hebben echter ook hun bedoeling. Johannes 21 zet de lezer, en zo ook ons, in beweging om de uitzending door Jezus in de Geest (16:5-15) voort te zetten.

Timon van Dieren is student aan de PThU. Het blog is een bewerking van een klein onderzoek voor het premastervak Grieks 3, gedoceerd door dr. Suzan Sierksma-Agteres.

Bronnen

  • R. Alan Culpepper, Anatomy of the Fourth Gospel: A Study in Literary Design (Philadelphia: Fortress Press 1983).
  • R. Alan Culpepper, “Designs for the Church in the Imagery of John 21:1–14,” in Imagery in the Gospel of John: Terms, Forms, Themes, and Theology of Johannine Figurative Language, ed. Jörg Frey, et al., WUNT 200 (Tübingen: Mohr Siebeck, 2006), 379-402.
  • Algirdas Julien Greimas, Structural Semantics: An Attempt at a Method (Lincoln: University of Nebraska Press, 1983), 197–213.
  • Kasper Bro Larsen, “Plot,” in How John Works: Storytelling in the Fourth Gospel, ed. Dougles Estes, Ruth Sheridan (Atlanta: SBL Press, 2016), 97-113.
  • Paul S. Minear, “The Original Functions of John 21,” JBL 102, no. 1 (1983): 85-98.