Liep Jezus over het water?
Op school leren we dat lopen over water onmogelijk is. De kerk is daar niet zo zeker over. Het Nieuwe Testament beschrijft immers hoe Jezus wandelt over de golven. Hoe moeten we dat verhaal opvatten? Over die vraag wordt al eeuwenlang gediscussieerd. Theologiestudent en dominee Jacob Uilkens had er meer dan tweehonderd jaar geleden een duidelijke mening over.
Wandelen over het water
De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd. Tegen het einde van de nacht kwam hij naar hen toe, lopend over het meer. Toen de leerlingen hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst. Meteen sprak Jezus hen aan: ‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang!’ Petrus antwoordde; ‘Heer, als u het bent, zeg me dan dat ik over het water naar u toe moet komen.’ Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij voelde hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, red me!’ Meteen strekte Jezus zijn hand uit, hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’(Bron: Matteüs 14: 25-31, NBV)
Het is een van de bekende verhalen uit het Nieuwe Testament: Jezus die wandelt over het water van het Meer van Tiberias. De geschiedenis wordt in de Bijbel meesterlijk verteld. Je herkent het tafereel meteen wanneer je er een plaatje van ziet. Toch bestaan er grote verschillen in de manier van lezen van dit verhaal. De een zal zeggen: wandelen over het water is onmogelijk. De ander: wanneer het zo in de Bijbel staat geloof ik dat het echt zo is gebeurd.
In de opvoeding van menig christen, in ieder geval in mijn generatie, zie je beide manieren terug. Op mijn christelijke basisschool werd het verhaal zo verteld, dat ik dacht: dit is echt zo gebeurd. Op mijn christelijke middelbare school kreeg ik het vak natuurkunde erbij. Daar was het precies andersom. Het interessante is dat die lezingen naast elkaar bestonden. Blijkbaar kon je in de Bijbel op een andere manier kijken dan in wis- en natuurkunde. Het een vulde het ander aan.
Hoe werkt dat dan precies? Het is een lastige vraag. Er zijn ook Bijbellezers die menen dat beide lezingen niet naast elkaar kunnen bestaan. Óf Jezus heeft over het water gelopen, óf niet. Het zijn vooral kerkelijke jongeren die hiermee worden geconfronteerd. Ze worden gevraagd om op catechese én op school (natuurkunde!) hierover na te denken.
Bijbel en exacte schoolvakken: openbaring in Schrift en Natuur
Mijn vak is de kerkgeschiedenis. Het kan helpen om bij problemen nu te kijken hoe daar vroeger mee omgegaan werd. De vraag of ‘Jezus over het water liep’ werd in protestants Nederland acuut in de achttiende eeuw. Ambachtslui en dokters stelden hun werk af op de natuurwetten, met goed resultaat. Dat was stimulerend, ook vanuit gelovig perspectief: anderen helpen door vakwerk te leveren. Was het, zo vroegen zij zich af, niet een vorm van liegen wanneer je kinderen vertelde dat Jezus over het water liep? ‘Vals getuigenis afleggen’ – ingaan tegen wat je met je verstand wel beter weet – was toch nadrukkelijk verboden in het Negende Gebod (Ex 20:16). Het argument dat je nu eenmaal geloven ‘moest’ dat Jezus over het water gelopen had (omdat dit nu eenmaal behoorde tot de aanvaarde prediking van de Gereformeerde Kerk) overtuigde minder en minder.
Een bevlogen theologiestudent
Eind achttiende eeuw was dit een onderwerp dat midden in de belangstelling stond. Jacob Uilkens was een boerenzoon uit Groningen wiens ideaal het was om dominee te worden. Christendom was voor hem een zaak van gelóóf. Niet bang zijn, niet berusten in de natuurlijke egocentriciteit (zonde) van de mens. Dat kon niet zonder de Bijbel.
Huisvrienden van zijn ouders waren boer Geert Reinders in Winsum en wolkammer Eise Eisinga in Franeker. Reinders experimenteerde succesvol met koepokinenting. Eisinga liet met zijn beroemde planetarium zien dat Bijbel en natuurwetten heel goed samen kunnen gaan. Dankzij de natuurwetten kunnen een bouwkundige of een dokter iets betekenen voor hun medemens. En is dat geen levend geloof?
De jonge Uilkens liet zich dat geen twee keer zeggen. Geloven was voor hem: in het water durven springen. Hij was een patriot. Durven veranderen dus: een einde maken aan de voorrechten van adel en regenten. Mensen van alle achtergronden door kerk (Bijbel) en school (verstand) stimuleren om hun talenten te gebruiken. Jacobs broer Theo en zwager Marten Douwes Teenstra ontwikkelden zich tot bestrijders van de in de Nederlandse koloniën nog steeds gepraktiseerde slavernij. Jacob vond het een goed Bijbels principe om te letten op een verantwoorde herkomst van je geld. Zijn ideaal was dat dominees in de stad ook les zouden geven op school, en dat dominees op het platteland hun inkomen zouden verdienen als boer. Hij deed dat zelf ook toen hij predikant was geworden, in Lellens en Eenrum.
Nogmaals: Jezus die over het water liep
Uilkens kon als dominee in Lellens en Eenrum scherp uit de hoek komen. Collega-predikanten die hun catechisanten vertelden dat Jezus letterlijk over het water had gelopen kregen te horen dat ze zondigden tegen het Negende Gebod. Het oordeel van de tegenpartij was ook niet mals. Aanhangers van de latere Afscheiding van 1834 beschouwden een dominee die niet geloofde dat Jezus over het water gelopen had, als een ketter.
De polarisatie over de vraag of Jezus nu wel of niet over het water gewandeld heeft, speelde het kerkelijk leven in de negentiende eeuw danig parten. Wie dan niet langer kon geloven werd vaak onkerkelijk. Binnen de kerk werd dit Bijbelverhaal een soort lakmoesproef om te bepalen of iemand ‘rechtzinnig’ of ‘vrijzinnig’ was.
Discussies over het onderwerp draaiden vaker wel dan niet op ruzie uit. Gevolg is vaak geweest dat zowel de kerk als de (christelijke) school zich liever niet aan het onderwerp brandden. Het Bijbelverhaal en de exacte schoolvakken functioneerden naast elkaar, kwamen niet op elkaars terrein. Het is een begrijpelijke strategie, maar of het de juiste is? Binnen de PKN doen kerkelijke gemeenten hun uiterste best om jongeren voor de kerk te behouden, maar de praktijk is dat de meesten in de loop van hun middelbareschooltijd van de kerk vervreemden.
Is het mogelijk om de standpunten bijeen te krijgen? Of op zijn minst tot een gesprek te komen tussen de ‘ja’- en de ‘nee’-zeggers? Uilkens wordt tegenwoordig opgevat als een voorloper van de vrijzinnigheid. Maar is hij ook niet iemand die de ‘rechtzinnigen’ iets te vertellen zou kunnen hebben? Interessant is dat hij waardering had voor een catechese uit rechtzinnige calvinistische hoek: het leerboekje van Abraham Hellenbroek (1658-1731). Dat wordt in 2024 alleen nog gebruikt in de catechese van de ‘ultra-orthodoxie’. Wat Uilkens erin bewonderde was dat zowel de openbaring uit de Bijbel als die uit de natuur behandeld worden. Hellenbroek is er duidelijk over dat de natuurwetten in principe onveranderlijk zijn: God gaat niet in tegen de ordeningen die Hij zelf als Schepper in de natuur heeft gelegd. Dat de werkelijkheid niettemin ook een open kant heeft, dat het ook ánders kan, weten we uit de Bijbel. Dat is geen simpel mirakel. Gedachte is dat er iets verandert wanneer een mens vanuit de Bijbel leeft. Juist die verandering was voor Uilkens belangrijk.
Kunnen ‘rechtzinnigheid’ en ‘vrijzinnigheid’ ooit tot overeenstemming komen over de vraag of Jezus over het water liep? Tot dusver is dat nog niet gelukt. Toch is het van belang om daarover het gesprek aan te gaan. In de Nederlandse kerkgeschiedenis biedt Hellenbroek hiervoor een aanzet. We kennen God uit Bijbel én natuur, en dat mag in de catechese aan de orde komen.