Eva en Adam, Isaac en Abraham en de christelijke offertheologie
Mijn verlosser hangt aan ’t kruis… en hij hangt er mijnentwegen… Deze regel komt uit een oud psalmen en gezangboek van de Nederlands-Hervormde Kerk. Ik heb het vroeger op de protestants-christelijke school in Breda geleerd. En er eigenlijk toen, eind jaren vijftig van de vorige eeuw, nooit iets bij gedacht. In de jaren zestig woonde ik in Oosterhout bij Breda. Daar liep ik vaak langs een gigantisch kruisbeeld. Daar hangt mijn verlosser, dacht ik, met dat lied in mijn hoofd. Maar wat dat was, verlosser? Waarom zou het offeren van een persoon zorgen voor verlossing?
Waarom moet Jezus voor mij lijden?
Heel veel jaren later, ik ben dan in Amersfoort pastoraal werker en zelfs catecheet in de Rooms-Katholieke Kerk, zegt mijn dochter: "Papa, voor mij hoeft die Jezus niet te lijden…" Toen pas begon ik na te denken. Ik weet zeker dat mijn dochter voor mij in de bres zou willen springen, of voor haar eigen kinderen. Zelfs al zou het haar leven kosten. En ik denk aan mijn collega, een predikant in Amersfoort, die me vertelde dat iemand als Dietrich Bonhoeffer en vele ander bekende en onbekende Duitsers, hebben laten zien dat zij voor iets stonden dat je reddend, heilzaam en heilig voor alle mensen zou kunnen noemen. En voor mij is Aleksej Navalny nu zo’n iemand. Maar het verlossende kruis?
Leidt offertheologie tot geweld?
Franz Hinkelammert, een theoloog en econoom uit de school van de bevrijdingstheologie en economische religiekritiek, die 16 juli vorig jaar is overleden, publiceerde een bundel over het offer onder de titel Der Glaube Abrahams und der Ődipus des Westens. Opfermythen im Christlischen Abendland (1989). Hij stelt kritische vragen bij die offertheologie, en bij de consequenties ervan. Hij beweert dat die theologie geleid heeft tot het sanctioneren van geweld. Het gaat om geweld van de kant van de kerk omdat zij zich in haar macht voelt aangetast door anderen die de heilsleer van de Verlosser niet erkennen, en daardoor Hem en Zijn Kerk beledigen. Hinkelammert maakt zo het geweldsmechanisme zichtbaar jegens ‘joden’, ‘ketters’ of ‘heksen’. Dat geweldsmechanisme wordt in andere contexten geseculariseerd, maar het blijft hetzelfde gevolg van die offertheologie, als we zien hoe het werkt jegens ‘opponenten’, dat wil zeggen jegens mensen die afwijken van de leer van de heilsstaat, die gegarandeerd wordt door 'de Partij'. Bij de Poolse katholieke theoloog Józef Tischner ben ik later ook zo’n kritiek tegengekomen. Het is volgens hem puur totalitarisme dat zulke offers opeist.
Het bijna-offer van Isaak
Hinkelammert wijst ook op het tot stand komen van die offertheologie. Een belangrijk onderdeel is de receptie van het verhaal van de Aqeda (Binding van Isaak), in Genesis 22. Dit verhaal, en ook de receptie ervan, staat haaks op het verhaal – en de receptie ervan – over Iphigeneia, die wel door haar vader Agamemnon wordt geofferd om een goede wind voor de Grieken te krijgen die naar Troje willen varen. In de cultuur van het westen hebben we dus twee ‘tendensen’: God wil uiteindelijk geen offer (Isaak), en, ‘het doel heiligt de middelen’ (Iphigeneia). Volgens de gangbare lezing zou Abraham echter wel beloond zijn omdat hij bereid was zijn zoon te offeren. Hinkelammert beargumenteert daarentegen de mogelijkheid het verhaal van de Aqeda te lezen als een verhaal over een beloning van Abraham door God omdat hij zijn zoon niet offerde.
Abraham beloond omdat hij zijn zoon niet geofferd heeft
Lang zocht ik naar een exegeet die ook in die richting dacht. Die vond ik pas veel later, dankzij het boek De zandloper van Genesis. De visie van Benno Jacob op Genesis 22 in het licht van zijn tijd en van de Traditie van Hilde Burger (2002). Zij, en rabbijn Benno Jacob hebben laten zien dat er in de rabbijns-Joodse traditie continu sprake is van twee interpretaties van dat verhaal over Isaak en Abraham. De ene geeft aan dat Abraham bereid was zijn zoon te doden, en daarvoor beloond werd door God. Een ram verscheen in de struiken en Abraham’s ‘eniggeboren’ zoon mocht blijven leven! De andere stelt, daarentegen, dat, Abraham (en ook God) als het ware moest leren dat gehoorzaamheid nooit tot een moord mag leiden. Abraham werd dus beloond omdat hij zijn zoon niet geofferd heeft.
Elohim en JHWH in Genesis 22
Jacob (en ook Hinkelammert) wijzen op een onderliggende betekenis van het verhaal. In Gen 22:1 is er eerst sprake van Elohim die Abraham oproept met zijn Eniggeborene de berg op te gaan. Elohim wordt meestal vertaald met God, maar het is eigenlijk een meervoudsvorm van El, die ook ‘goddelijke wezens’ of ‘engelen’ kan betekenen. Hier wijst Jacob op het verhaal van Job waar de naam Elohim ook gebruikt wordt. Daar is Satan een van die Elohim. Hij is een soort ‘officier van justitie’, een hoveling van het Hof van God. Volgens Benno Jacob is God dus niet die Elohim maar stelt hij zich pas in Gen 22:17 voor met zijn eigen NAAM, JHWH.
God onderscheidt zich van zijn hofhouding en maakt zich, zij het eerst nog via een engel, bekend met zijn eigen NAAM. In Nederlandse bijbelvertalingen lezen we dan bijna altijd 'de Heer’. Jacob, en Burger, wijzen met nadruk op het gegeven dat er in de Joodse traditie een discussie voorgaat over de vraag waarom Abraham – en ook Isaak – beloond werden. Het is van belang op die discussie te wijzen omdat die in de christelijke lezing ervan ontbreekt.
Een andere Joodse stem
Er bestaat, in de jaren waarin het Nieuwe Testament ontstaat, in de Joodse Traditie een uitweiding van de eerste lijn. Daarin treft het mes van Abraham wel degelijk Isaak dodelijk. Nadien wordt dan Isaak, als beloning, door die engel van de Heer opgewekt uit de dood en staat hij weer op. In deze lijn verstaat de christelijke offertheologie Genesis 22. Of misschien beter gezegd, Genesis 22 wordt begrepen als een voorloper van het christelijke verhaal waarin God de Vader Zijn Eniggeboren Zoon prijsgaf en die Zoon in lijden en kruisdood zich gehoorzaam liet offeren. Daarmee is de uitleg over de betekenis van de dood van Jezus van Nazareth ook de dominante uitleg geworden ook van Genesis 22. Er ontstond een ‘leer’ waarmee de tweede uitleg van de Aqeda die in de Joodse Traditie bestaat, is afgekapt.
Geofferd om verlossing te brengen
Maar er is meer. Jezus, als de Enige Zoon van God, moest sterven om de mensen te verlossen. De Verlosser. Maar waarvan? Dan komen we bij een ander verhaal, dat van Genesis 3. En ik kom hier ook met een bezwaar om JHWH met 'de Heer' te vertalen. Jezus Christus, heeft, volgende de christelijke offertheologie, met zijn lijden en dood de mens, ook mijn dochter, verlost van de erfzonde en alle ellende die daarmee gepaard gaat. Wat houdt die zonde dan in?
De schuldige vrouw
Van mijn studiegenoot uit mijn eerste studiejaar in Nijmegen, Ellen van Wolde, heb ik later begrepen dat het in Genesis, bij het eten van de boom en het daaropvolgende ‘openen van de ogen’ om de kennis gaat die Eva heeft opgedaan over haar seksualiteit. Een van de argumenten hiervoor is dat het ‘kennen’ van Gen 2:17 en het ‘kennen’ van Gen 4:1 woorden zijn van dezelfde stam. In bepaalde christelijke tradities is het de opdracht voor de Verlosser geworden om de mens te bevrijden van de seksuele begeerte van vooral de vrouw, en van de begeerte die zij opwekt bij de man. Maria wordt daarbij gezien als de tegenhanger van Eva: maagd gebleven voor, tijdens en na de geboorte van de Verlosser. Christus is het ultieme slachtoffer. Maria model voor het wegdrukken van de seksualiteit van de vrouw.
Patriarchale cultuur
De contouren van de zondeval die het patriarchaat heeft uitgezet voor het beginnende christelijke geloof zijn nu duidelijk. Niet voor niets wordt de man daarin boven de vrouw gesteld. Hij zal over u heersen. De heer. De totalitariteit van dat heersen heeft tot veel geweld tegen vrouwen en kinderen, ook seksueel geweld, geleid in die cultuur van het avondland. De vrouw mag vanwege haar schuldige seksualiteit geen rol vervullen in de katholieke kerk. Het ideale kind is een gehoorzaam slachtoffer van de vader, zoals Isaak en Jezus. Ik vraag me af of dit geen inbreuk is op het gebod Gods NAAM niet ijdel te gebruiken? Wordt het geen tijd die christelijke offertheologie opnieuw te doordenken?
Portretfoto Edward Skubizs: Jaco Klamer