Abrikoos en chocolade. Twee puntjes in de kantlijn van Codex Vaticanus
In een van de oudste Bijbelse handschriften, de Codex Vaticanus, staan twee puntjes en een streepje in de kantlijn. Een Amerikaanse bijbelgeleerde beargumenteerde hiermee dat het Nieuwe Testament veel vrouwvriendelijker is dan we denken. Eind vorig jaar kwamen we er eindelijk achter of hij gelijk had.
Onuitvoerbare taak?
De tragische held van deze bijdrage is een Amerikaanse bijbelgeleerde, Philip Payne. Twee overtuigingen wilde hij uitdragen: ten eerste dat het Nieuwe Testament Gods onfeilbare en duidelijke Woord bevat, en ten tweede dat datzelfde Nieuwe Testament op gelijkheid van mannen en vrouwen uit is.
In de ogen van de meeste wetenschappers is deze zelfopgelegde taak onuitvoerbaar, al was het maar omdat de Bijbel uit culturen stamt waarin van zulke gelijkheid geen sprake was, en er inderdaad voldoende teksten te vinden zijn die juist de ongelijkheid weerspiegelen of zelfs benadrukken. Denk bijvoorbeeld aan een tekst als 1 Timoteüs 2:11–12:
Een vrouw dient zich gehoorzaam en bescheiden te laten onderwijzen; ik sta haar dus niet toe dat ze zelf onderwijst en zich gezag aanmatigt over mannen; ze moet bescheiden zijn.(Bron: NBV21)
Verkeerde interpretaties
Payne gaat hier als behoudende uitlegger niet de weg die vele anderen gaan. Zij wijzen erop dat deze woorden voorkomen in een brief die waarschijnlijk niet van Paulus zelf is, maar van een latere schrijver die het gezag van Paulus voor zijn eigen overtuigingen wilde inzetten. Het idee is dan dat de Jezusbeweging in de tijd van Paulus zelf een uitzonderingspositie innam, met veel meer ruimte en invloed voor vrouwen, zonder dat er overigens van volledige gelijkheid van mannen en vrouwen sprake was. In latere generaties zouden de verhoudingen weer geheel in lijn zijn komen te liggen met de heersende cultuur.
In Paynes bijbelopvatting zijn zulke reconstructies niet bruikbaar, want voor hem is 1 Timoteüs net zo goed Bijbel en net zo goed van Paulus als de brief aan de Romeinen. In plaats daarvan wijst hij op verkeerde interpretaties van bepaalde woorden en op subtiele verschillen in betekenis. Zo ziet hij in Paulus’ verbod dat vrouwen ‘zich gezag aanmatigen’ juist een aanwijzing dat vrouwen wel rechtmatig gezag toebedeeld konden krijgen. Niet geheel onverwacht roepen Paynes inspanningen een mengeling van bewondering en twijfel op. Het lijkt ook alsof hij de tijd waarin de kerk vrouwonvriendelijk werd eenvoudigweg naar de periode na het Nieuwe Testament verschuift.
Niet van Paulus
De tekst die Payne in zijn project het meest dwars heeft gezeten is 1 Korintiërs 14:34–35, waar Paulus zegt:
Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.
Deze tekst valt ook met creatieve uitleg niet om te buigen. In dit geval sloot Payne zich aan bij een aanzienlijk aantal moderne commentatoren die deze verzen om verschillende redenen als een latere invoeging in Paulus’ brief beschouwen. Volgens hen en hem zouden ze dus niet in de Bijbel moeten staan, zijn ze niet van Paulus’ hand en geven ze een verkeerd beeld van Paulus’ opvattingen.
Alleen: er is geen enkel handschrift waarin deze verzen ontbreken. Als je dan toch beweert dat ze niet van Paulus zijn lijk je jezelf een vrijbrief te geven om alles wat je niet bevalt gewoon maar te schrappen als een latere invoeging. Die indruk wilde Payne vermijden. Vandaar dat een groot deel van zijn werk erop gericht was juist voor deze twee verzen objectief bewijs te vinden dat er handschriften moeten zijn geweest waarin ze inderdaad niet stonden.
Codex Vaticanus: waarschuwingen aan de lezer
Hij vond dit bewijs in het belangrijkste handschrift van de Griekse Bijbel, namelijk Codex Vaticanus. Daarin staan de betreffende verzen weliswaar gewoon, maar we vinden er ook zo’n 800 keer een set van twee puntjes naast de tekst (een zogeheten distigme), ook bij het slot van 1 Korintiërs 14:33. Volgens Payne staan al die puntjes op plaatsen waar andere handschriften een andere tekst hebben. Ze waarschuwen de lezer van het handschrift als het ware: "Weet wel dat de tekst hier ook net iets anders kan luiden." Dit idee wordt inmiddels breed gedeeld, ook al lukt het in een flink aantal gevallen niet goed om zo’n andere tekst aan te wijzen.
Payne deed uitgebreid onderzoek naar de kleur van de puntjes, die hij omschreef als abrikoos en chocolade. Abrikoos zou dan de kleur van de oorspronkelijke inkt zijn, en chocolade die van de inkt waarmee het handschrift in de loop der tijd was opgefrist toen de tekst begon te vervagen. De kleuren komen vaak redelijk overeen met die van de bijbehorende tekst, en daarom concludeerde hij dat de puntjes zelf al aangebracht moeten zijn toen het handschrift werd gemaakt, in de vierde eeuw. Bovendien zag hij in de vrij zeldzame combinatie van puntjes en een horizontale streep (een paragraphos, maar volgens Payne een obelos) een heel specifieke aanwijzing dat het om een geval van een langer stukje toegevoegde tekst moest gaan.
Al met al meende hij onomstotelijk bewezen te hebben dat de schrijver van Codex Vaticanus wist van handschriften waarin 1 Korintiërs 14:34–35 ontbrak. Deze informatie moest volgens hem voortaan ook in de voetnoten van de officiële edities van de Griekse tekst zoals Nestle-Aland komen te staan. Nog liever wilde hij de verzen zelf uit de tekst halen en naar een voetnoot verwijzen, onder beroep op Codex Vaticanus. De vertalingen zouden dan wel volgen, zodat eindelijk de echte vrouwvriendelijke Paulus zichtbaar zou worden.
Veel kans maakten zijn voorstellen niet, om drie redenen. Ten eerste leek de combinatie met de horizontale streep een kunstgreep, omdat dezelfde horizontale streep veel vaker voorkomt in het handschrift en daar gewoon het begin van een nieuwe alinea aangeeft. Ten tweede was het niet duidelijk dat het per se om de invoeging van de verzen 34 en 35 moest gaan. Daarvoor staan de puntjes eigenlijk een regel te hoog. Er is bovendien een alternatieve verklaring bekend. Ten derde leek de vroege datering niet zo zeker als Payne het deed voorkomen, omdat het waarnemen van kleur zeker bij kleine puntjes nogal subjectief is.
Paynes theorie weerlegd
En dan nu het tragische onderdeel. Half november 2023 was ik op een conferentie in de Verenigde Staten, waar een groep natuurkundigen de eerste resultaten bekend maakte van onderzoek naar de inkt van Codex Vaticanus met behulp van zogeheten microröntgenfluorescentie. Bij hoge uitzondering was er toestemming verkregen om in de bibliotheek het Vaticaan een paar bladzijden te testen, natuurlijk onder strikt toezicht. Uit de metingen bleek overduidelijk dat de inkt van de puntjes totaal anders was dan de inkt van de tekst en die van de horizontale strepen, en dat het bovendien om inkt ging waarbij het gebruikte ijzervitriool was gezuiverd, een proces dat pas in de zestiende eeuw ontwikkeld werd.
In één klap viel daarmee Paynes hele bouwwerk om. De puntjes zelf zijn meer dan duizend jaar jonger dan de tekst zelf, de kleuren zijn misleidend, en de combinatie met de horizontale streep bestond alleen in zijn verbeelding. Zijn enige blijvende verdienste is dat de puntjes wel degelijk met andere tekstvormen te maken lijken te hebben, maar hun oorsprong en betekenis zal voortaan heel ergens anders gezocht moeten worden.
Erasmus, Vulgaat en Codex Vaticanus
Te denken valt daarbij aan het volgende. In de zestiende eeuw werd de Griekse tekst van de edities van Erasmus dominant. Een belangrijk kenmerk daarvan was dat er forse verschillen ontstonden met de Vulgaat, de officiële kerkelijke Latijnse tekst. Erasmus’ tekst werd vaak als frontale aanval op die Vulgaat gezien. Het zal in deze historische context zijn geweest dat iemand Codex Vaticanus (die toen al in Rome was) is gaan raadplegen in de hoop dat deze de Vulgaat zou ondersteunen, om zo te laten zien dat eigenlijk Erasmus’ Griekse tekst zelf van matige kwaliteit was. De puntjes komen inderdaad vooral voor op plaatsen waar Erasmus in zijn Griekse tekst en eigen Latijnse vertaling afwijkt van de Vulgaat. Ze danken hun ontstaan dus niet aan hele vroege informatie over verschillen tussen handschriften, maar aan de geleerde discussies over de juiste Bijbeltekst in de zestiende eeuw.
En over de vraag of 1 Korintiërs 14:34–35 wel of niet van Paulus’ hand is, zullen de geleerden nog lang van mening verschillen, maar de puntjes in Codex Vaticanus kunnen in die discussie geen rol meer spelen.