Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Ethiopië in Psalm 68 en het trauma van de slavernij

18 oktober 2023

In dit bijzondere herdenkingsjaar van de afschaffing van slavernij in de Nederlandse koloniën is er veel aandacht voor de rol van de Bijbel. Berucht zijn de teksten die de slavernij moesten rechtvaardigen, zoals de ‘vloek van Cham’ (Gen 9:25-27). Maar de Bijbel bleek ook een bron van tegenverhalen en krachtgevende rolmodellen voor slaafgemaakten. Onderzoek tot nu toe van het project Church and Slavery in the Dutch Empire laat bijvoorbeeld zien hoe het Exodusverhaal of het scheppingsverhaal van Adam en Eva als stamouders van alle mensen gehoord, toegeëigend en ingezet kon worden om zich te verzetten tegen de slavernij.

Tegenverhaal

De Bijbel lezen als een bron van tegenverhalen deed ook de Surinaamse Baptistenvoorganger Carel Paulus Rier (1863-1917). Zelf was hij nog net geboren vóór de afschaffing van de slavernij. Zijn vader was slaafgemaakte timmerman op de plantage Killensteijn. Zijn moeder was huisslavin en kreeg manumissie enkele maanden voor zijn geboorte. Carel Rier verdient als een van de eerste zwarte theologen in Suriname onze belangstelling. Hij pakte een bijbeltekst op die in de Verenigde Staten al tijdens de slavernij een motor was voor zwarte bewustwording en verzet, maar in de Nederlandse koloniën zo goed als onvermeld bleef. Rier vond de kern van zijn tegenverhaal in Psalm 68:32:

‘Ethiopië zal zijn handen haastig uitstrekken naar God.’

Deze Bijbeltekst speelt een centrale rol in de grote lezing die hij houdt bij de eerste publieke herdenking van de Emancipatie in Suriname. Op 1 juli 1904 wordt op initiatief van Rier een feestelijke herdenking gehouden in de Loge Concordia in Paramaribo waarbij rond de 4000 mensen aanwezig zijn. De zaal was overvol, een deel van de mensen stond buiten op straat. Veertig jaar lang was de Emancipatiedag vrijwel onopgemerkt voorbijgegaan. Alleen de Evangelische Broedergemeente gaf er in de kerkdienst aandacht aan. Rier vond dat de ‘kinderen der Afrikanen’ deze dag moesten vieren uit dankbaarheid voor de geschonken vrijheid maar ook om te weten wat hun hoge bestemming is. De uitgenodigde koloniale elite liet verstek gaan, maar de gouverneur van Suriname, de heer C. Lely, kwam wel. 

Portret C.P. Rier

De lezing van Rier, getiteld Lees deze passageNa Veertig Jaren, duurde maar liefst 2,5 uur. De toespraak is rijk aan gedachten, duidingen van de geschiedenis, actiepunten voor het heden in de vorm van een petitie aan de Kroon, - en doorspekt met bijbelcitaten. Religieuze verwerking van een collectief trauma is misschien de beste karakterisering voor zijn bewogen verhaal. Op veler verzoek werd de lezing gepubliceerd.

Trots

Het eerste dat opvalt is de positieve en trotse zelf-identificatie als Ethiopië/Ethiopiërs of Afrikanen, soms ook als Chamieten. Nergens wordt het stigmatiserende n-woord gebruikt. Ethiopiërs zijn voor Rier alle mensen met voorouders in Afrika, van gemengd en ongemengd bloed. De kleur doet er niet toe. Hoe verdeeld ze onderling ook mogen zijn, ze zijn allemaal van het Ethiopische ras. Hij kan ook spreken over Nederlandse Ethiopiërs.

Het Exodusmotief is volop aanwezig. Rier betoogt dat God de opdracht ‘Laat mijn volk trekken’ ook aan de Farao’s van deze wereld gaf. Nederland werd wakker geschud door de stem van het geweten dat zei ‘de Ethiopiër is onze broeder’, maar ook door het verzet van de slaven tegen hun meesters. God sprak opnieuw door de tien plagen, waaronder brand, misoogsten, epidemie, maar ook door revolutie en oproer. In de slavenopstanden hoort Rier de stem van God. Maar ook in de roeping van koning Willem III om als een nieuwe Mozes het volk door de zee van ellende naar de overkant te leiden. Zo navigeert Rier tussen zwarte strijdbaarheid en gezagsgetrouwe loyaliteit. De paas- en feestdag van verlossing kwam voor de ‘Afro-Dutch.’ Maar, stelt hij, de emancipatie is niet voltooid:

De spijkers zijn verdwenen, maar de gaten zijn gebleven

Omslag van Na Veertig Jaren

Gelijkwaardigheid van Cham 

Rier ontwikkelt een religieuze reconstructie van de geschiedenis. De figuur van Cham speelt daarin een rol. Hij bouwt voort op de negentiende-eeuwse, door rassenleer geframede uitleg van Genesis 9 en 10. De broers Sem, Japhet en Cham zijn de verwekkers van de drie oorspronkelijke rassen op aarde: de Mongoliërs (Aziaten), de Kaukasiërs (Europeanen) en de Ethiopiërs (Afrikanen). Maar hij ontdoet de uitleg van de racistisch gemotiveerde hiërarchie. Boven zijn betoog zet hij een uitspraak over menselijke gelijkwaardigheid: ‘De Chamiet is een mensch met elk attribuut van het menschdom.’ De vloek over Cham (Genesis 9:25) was meer precies een vloek over diens zoon Kanaän. Noach sprak de vloek uit in dronkenschap. Hoe zou dat een profetie kunnen zijn? vraagt Rier retorisch. De profeet Ezechiël weerlegt bovendien dat een zoon de ongerechtigheid van de vader moet verdragen (Ezechiël 18). Cham blijft, onderstreept Rier, door de Schepper gesanctioneerd de broer van Sem en Japhet. Een verkeerde bijbeluitleg ligt ten grondslag aan de misstand en wanverhouding in de wereld, en aan de minachting van het Ethiopische ras.

Leed

Toch staan we voor het feit dat Afrikanen door de slavenhandel over de aarde zijn verstrooid. Rier staat voor de uitdaging van een theodicee: hoe kunnen we Gods gerechtigheid rijmen met het enorme leed van de slavernij? Hij wijst erop dat alle grote volken een periode van slavernij hebben gekend voordat zij tot bloei kwamen. Het moet de wijsheid van God zijn geweest die het heeft toegelaten dat zoveel Chamieten en ook Semieten/Aziaten over de aarde verspreid geraakt zijn. God heeft er een doel mee: de veredeling van de mensheid. De slavernij in Egypte werd voor de stammen van Israël een ‘oefenschool’ om hen te vormen, geschikt en bekwaam te maken voor het beloofde land. Hun vernedering moest hun verhoging uitwerken. Zo geldt het ook voor het ‘huis van Ethiopia [sic],’ de weggevoerde slaven uit Afrika. Rier verschoont de wreedheid van de slavernij absoluut niet. Maar omdat zijn intentie evolutie is en geen revolutie

laten wij het gordijn des vredes over die bebloede kleedingen en de zuchtende om wraak roepende doodsbeenderen vallen.

De vloek over Cham ontneemt hij de status van profetie. Een bijna vergeten profetie raapt hij op uit de ‘vuilmand’, namelijk die uit Psalm 68:32b:

‘Ethiopia [sic] zal verhoogd worden’.  

Zijn weergave verraadt Engelstalige beïnvloeding en een eigen interpretatie. Hoe kan hij die tekst die toch al vanaf vroege tijd standaard vertaald wordt als ”Ethiopië zal de handen uitstrekken” vertalen met ‘Ethiopië zal verhoogd worden?’ Hier gaat een lange interpretatiegeschiedenis van de tekst aan vooraf die voor deze blog te ver zou voeren.

Naar vrijheid

In het kort komt het hier op neer: Rier, zoals anderen voor hem, associeert het uitstrekken van de handen naar God met de beweging van slavernij naar vrijheid, van onwetendheid naar kennis, van verdeeldheid naar eenheid, en van ongeloof naar geloof. Zij en anderen lezen Psalm 68:32b als een proclamatie: God heeft de verheffing van Ethiopië beloofd. Er wacht de Afrikanen in de diaspora een glorieuze toekomst. Zij zullen hun giften van kennis en deugd aan de wereld aanbieden. Hij plaatst deze lezing naast Joh 10:16: ‘Er zal één kudde en één herder zijn.’ Deze teksten zijn de pijlers van zijn toekomstvisioen. Ze houden een spanning vast tussen rassenstrijd en harmonie. Rier roept op tot zedelijke, maatschappelijke en intellectuele emancipatie, tot het afleggen van aangeprate minderwaardigheid, tot eendrachtige onderlinge samenwerking, en ook tot eensgezindheid en gelijkheid tussen de rassen. ‘Vervul, o God!, uwe profetie aan Ethiopia in de gansche wereld. Geef eensgezindheid onder Sem, Cham en Japhet.’

Een veel gebruikte tekst

Carel Rier biedt met zijn tegenverhaal van Ethiopië’s verhoging een alternatieve theologie in koloniaal Nederland. Hij heeft de invloed van Noord-Amerikaanse zwarte theologie in zich opgezogen. In Brits-Guiana, waar hij als plantageopzichter in 1888 ging werken, kwam hij al in aanraking met Afro-Amerikaanse kerken. Buurland Brits-Guiana vormde een brugfunctie tussen de Verenigde Staten en Suriname. Een jaar voor zijn grote lezing, in 1903, reisde hij naar de Verenigde Staten om er bevestigd te worden als predikant in de National Baptist Convention. Hij moet geschriften van James Theodore Holly, Frederick Douglass en Booker T. Washington hebben ontdekt. Hij zal gestuit zijn op hun uitleg van Psalm 68:31 (in Engelse Bijbelvertalingen is de nummering anders), het vers dat een niet te overschatten rol in de Afro-Amerikaanse emancipatiestrijd speelde. Studies stellen dat het zonder twijfel de meest geciteerde tekst in de zwarte religieuze geschiedenis is. Vanaf eind achttiende eeuw identificeren zwarte lezers en hoorders zich met de figuur van Ethiopië in de psalm, ze verbinden haar met hun eigen tijd en plaats. Voor sommigen staat de profetie van Psalm 68:31 voor spirituele verlossing en intellectuele verheffing. Anderen lezen het meer revolutionair als de belofte van vrijheid, gelijkheid, burgerrechten en politieke autonomie, niet in een verre toekomst maar nu te vervullen. Een enkele uitlegger ziet ‘Ethiopië’ als het uitverkoren volk ter vervanging van Israël.

Riers idee van verheffing heeft als referentiekader Nederland. Toch inspireert hij met zijn zelfbewuste Ethiopië-theologie de creools-nationale beweging in Suriname. Hij biedt haar een religieus en cultureel narratief dat helpt een plaats in de wereld in te nemen, zich te verhouden tot een geschiedenis van lijden en onrecht, en te werken aan zelfverheffing.

Heilzame verwerking

De figuur van Ethiopië zal blijven trekken. Van de Rastafari op Jamaica tot de beweging van de Black Hebrew Israelites die in onze tijd vanuit de Verenigde Staten aantrekkingskracht uitoefent op jonge Surinamers. In witte theologie is Ethiopië tot op heden nagenoeg onzichtbaar. Heilzame verwerking van het slavernijverleden tussen wit en zwart vraagt erom dat we werk maken van een herbronning in vroege Surinaamse theologie en dat we de figuur van Ethiopië oprapen uit de ‘vuilmand’ van koloniale geschiedenis.

Afbeeldingen portret Rier en omslag: Buku Bibliotheca Surinamica collectie