De Bijbel in 'heidens' Nederland
Christendom is in Nederland niet langer vanzelfsprekend. Wie de Bijbel in het publieke domein brengt, heeft daar heel wat uit te leggen. In de tijd waarin het christendom hier arriveerde zal dat niet veel anders zijn geweest. Dat gebeurde in de meeste delen van ons land tussen het jaar 700 en 800. Wat betekende de Bijbel in de wereld van toen? Hoe werd de boodschap ervan gecommuniceerd? En valt de situatie toen misschien te vergelijken met die in onze eigen tijd?
Heidens Nederland
Het Nederland van vóór de komst van het christendom wordt aangeduid als ‘heidens’. Honderd jaar geleden was dat een negatief geladen term. ‘Heidens’ betekende zoiets als ‘primitief’ of ‘barbaars’. Zo wordt de uitdrukking nu niet meer gebruikt. Bij auteurs als Judith Schuyf (Heidense heiligdommen) en anderen gaat het om een neutrale aanduiding voor de cultuur die hier bestond voordat de kerk arriveerde. Voor een reconstructie van die cultuur zijn we aangewezen op beschrijvingen door buitenstaanders: Romeinse auteurs als Plinius de Oudere, en later christelijke zendelingen als Bonifatius. Ook de archeologie (bodemonderzoek) stelt ons in staat om ons een beeld te scheppen van de manier waarop Nederlanders toen leefden en hun doden begroeven.
In dit ‘heidense’ Nederland rond het jaar 700 speelde schriftelijke overlevering nauwelijks een rol. Mensen waren voor hun leven en overleven aangewezen op de natuur, op het ritme van de seizoenen. Opvallend is dat er nauwelijks sprake geweest lijkt te zijn van gebouwen voor bijeenkomsten van religieuze aard. Die waren er in Zuid-Nederland in de Romeinse tijd wel geweest, maar na 400 helemaal uit het landschap verdwenen. Van georganiseerde godsdienst, zoals we die tegenwoordig kennen van jodendom, christendom en islam, was geen sprake. Eenvoudige offergaven werden gebracht onder de eigen woning, of op de rand van de bewoonde en onbewoonde wereld. Over het algemeen worden zulke offers opgevat als een vorm van respect voor de machten van de natuur. Eveneens belangrijk waren de voorouders. De begraafplaatsen vormden een opvallend aspect van het landschap, naast de woningen van de levenden. Overledenen werden in de meeste gevallen gecremeerd (urnenvelden). Hun verhaal werd verteld door mondelinge overlevering. Een Bijbel of ander heilig boek was er nog niet, evenmin als een opgetekend burgerlijk wetboek.
Opvallend genoeg is deze mondelinge ‘heidense’ overlevering in sommige gevallen op schrift gesteld door christelijke auteurs. Blijkbaar vonden die het belangrijk om delen van dit verleden te bewaren voor de toekomst. Bekende voorbeelden zijn de Edda in IJsland en het heldendicht Beowulf in Engeland. De sfeer daarin is die van een krijgercultuur. Verhalen werden voorgedragen tijdens feesten van de stamhoofden. Status speelde een enorme rol, vaak op het slagveld verkregen. Aan afkomst werd veel waarde gehecht. Goden weerspiegelden de idealen van de elite: dapperheid en succes in de strijd (Thor), welsprekendheid en slimheid (Wodan), vruchtbaarheid en seksuele aantrekkingskracht (Freya). Daarbij bleef het onderscheid tussen een god en een succesvolle voorouder vloeiend. Menig stamhoofd leidde de eigen stamboom af van Wodan. Middeleeuwse koningen, nazaten van die stamhoofden, zouden hetzelfde doen.
De ontdekking van de Bijbel
Hoe belandde de Bijbel in deze ‘heidense’ wereld? In Nederland denken we dan al gauw aan missionarissen als Willibrord en Bonifatius. Hun families waren meegegaan met de Germaanse migratie naar Engeland, na de val van het Romeinse Rijk. Krijgercultuur op en top: ze hadden zich te vuur en te zwaard een plek veroverd in de wereld. We weten nog nauwelijks hoe dat gebeurd is, maar op de een of andere manier moet de Bijbel in deze samenleving beland zijn. Zonder dat er een officiële kerkelijke instantie of een burgerlijke overheid aan te pas kwam! Dat moet in Engeland al gebeurd zijn in de zevende eeuw. Buiten Canterbury bestond er toen nog geen kerk in dit deel van de wereld. Evenmin een christelijke vorst. Het begin lag bij christelijke leefgemeenschappen, de latere kloosters. Bestudering van de Bijbel vormde het uitgangspunt, doel was een daarop gebaseerd leven. Bonifatius was een kind van ouders die zich uit vrije wil bekeerd hadden tot het christendom.
Wat kan de reden daarvoor zijn geweest? Dat is een interessante vraag. Niemand legde de Bijbel immers op, de inspiratie kwam uit deze leefgemeenschappen zelf. Die droegen ze ook uit: vanuit Engeland kwam de Bijbel naar Nederland. Blijkbaar bood de Bijbel iets wat niet gevonden kon worden in de ‘heidense’ cultuur. Bonifatius heeft daar veel over geschreven. Zijn bewaard gebleven brieven geven een inkijkje in zijn gedrevenheid om zich de christelijke boodschap eigen te maken. En die uit te dragen: naar wat nu Noord-Nederland is, en Duitsland.
Bonifatius
Bonifatius was een kind van zijn tijd. Sporen van een ‘heidense’ afkomst zijn in zijn brieven nadrukkelijk aanwezig. Familie was belangrijk voor hem. Hij was er trots op, en deed later als bisschop graag zijn best om verwanten een mooie positie te bezorgen. Net als voor de barden die Beowulf voordroegen stelde hij prijs op goede voordracht van een verhaal en had hij oog voor de natuur. Bovendien koesterde hij, zolang ze zich maar aan bepaalde regels hielden, een gezond respect voor de krijgers. Zonder hun bescherming kon het christelijk leven zich onmogelijk ontwikkelen.
Niettemin presenteert Bonifatius zich nadrukkelijk als Bijbels theoloog. De ‘heidense’ wereld, de culturele bakermat van zijn familie, schiet volgens hem op essentiële punten tekort. Allereerst betreft dat de krijgermoraal van dapperheid, slimheid en succes. In zichzelf hebben die waarden geen betekenis. Ze gaan voorbij, want geen mens wint altijd en het einde is de dood. Zonder moreel kader zijn ze bovendien kortzichtig en wreed. De Bijbel gaat verder. Het Woord komt van boven, presenteert een eeuwigheidswaarde zoals die bij God te vinden is. Voor Bonifatius betekent dat een verruimd perspectief. Niet zelfvervulling van individu of familie (het heroïsche ideaal) staat centraal. De Bijbel heeft betrekking op ieder mens en op heel de werkelijkheid.
Het gaat om méér dan individueel succes of zelfs de stam of familie. Heel concreet krijgt dat vorm in de christelijke wereldgemeenschap. Voor Bonifatius is die overstijgende gemeenschap belangrijker dan de vrije gemeenschappen waarmee het christendom in zijn land begon. Hij functioneert heel bewust in een wereldkerk. Met een internationale taal (het Latijn) en vanuit Rome geleid. En met boeken en brieven. Lezen en schrijven stellen immers in staat om te communiceren met mensen dichtbij en ver weg. De Bijbel fungeert als openbaring van Gods wil. Daar hoort de verzoening bij, in Jezus Christus. Feilbare mensen mogen er zijn. Voor Bonifatius vormt dat een mysterie van het geloof. Zelf is en blijft hij een perfectionist, die moeilijk kan leven met eigen zwakheden.
De wereld nu
Hoe Bonifatius gedacht zou hebben over de wereld in 2023 zullen we nooit weten. Nadruk op succes, op de belangen van de eigen groep – het zou hem allemaal bekend zijn voorgekomen. Net als het verschil tussen die wereld (waar hij zelf bij hoort) en de kerk (die daar boven uit gaat).
De Bijbel blijft voor Bonifatius een mysterieus boek. Hoe kan God mensen vergeven die Zijn wet overtreden? Het is een vraag waarmee hij worstelt tot het eind. Waar het verstand soms tekort schiet, is het des te belangrijker dat met de Bijbel kan worden geleefd. Juist binnen een cultuur die nog altijd maar al te ‘heidens’ is. En dat zou voor Bonifatius bij uitstek kunnen in internationaal verband waar ieder welkom is, in een gemeenschap die weet heeft van woord en gebed, maar ook van het diaconaat. Het zijn stuk voor stuk ‘meerwaardes’ ten opzichte van de omringende cultuur. De boodschap van Bonifatius, een figuur uit een ver verleden, klinkt daarmee toch aanstekelijk eigentijds.