Een Pinkstermysterie: Wat heeft Judea in de volkenlijst te zoeken?
Volgens de schrijver van Handelingen waren voor het Pinksterfeest Joden uit ieder volk op aarde aanwezig. Maar de lijst van volken en plaatsen die volgt plaatst ons voor de nodige vraagtekens. Waarom juist deze? En waarom ook Judea?
Berucht
Aan het begin van het Pinksterverhaal zoals verteld in Handelingen (Hand. 2) klinkt er ‘uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag’ (Hand. 2:2 – NBV21). Er komen ‘vrome Joden, … afkomstig … uit ieder volk op aarde’ op het geluid af. Allemaal horen ze in hun eigen taal de volgelingen van Jezus spreken (Hand. 2:5–6). De verwarring is groot: hoe is dit mogelijk? En als om de grootte van het wonder te onderstrepen sommen deze mensen zelf de gebieden op waar zij vandaan komen:
Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, inwoners van Rome die zich hier gevestigd hebben, en ook mensen uit Kreta en Arabië, zowel Joden als proselieten.(Bron: Handelingen 2:9-11)
Je kunt je overigens wel afvragen in welke taal je je deze opsomming dan weer voor moet stellen, maar daar stappen de uitleggers moeiteloos over heen. Zij hebben andere problemen met deze beroemde lijst, die ook wel een beetje berucht is onder degenen die met Pinksteren de schriftlezing mogen verzorgen.
Vooruitwijzing
Om te beginnen: de lijst beweegt zich op een wonderlijke manier over de destijds bekende wereld, ongeveer van oost naar west en noord naar zuid, en doet dat ook behoorlijk selectief, en bovendien afwisselend grof- en fijnmazig. Wat is hier aan de hand? Heeft de auteur een bestaande lijst overgenomen of een nieuwe samengesteld? En was het hem er om te doen te beschrijven in welke gebieden er allemaal Joodse gemeenschappen waren van waaruit pelgrims bij belangrijke feesten naar Jeruzalem konden reizen? Dat is goed mogelijk, maar hij lijkt ook niet te vergeten welke plaatsen en streken nog een hoofdrol zullen spelen in het vervolg van zijn boek. Dat verklaart ook wellicht de melding van ‘mensen uit Kreta en Arabië’. In de Griekse tekst komt deze helemaal aan het eind, wat vreemd is, omdat juist daarvoor de samenvattende en algemene aanduiding ‘zowel Joden als proselieten’ komt. Niet voor niets draait NBV21 in de vertaling beide elementen om.
Waarom uit Judea?
Het belangrijkste probleem dat uitleggers de eeuwen door heeft geplaagd is de vermelding van Judea middenin de lijst. Jeruzalem, waar het verhaal zich afspeelt, ligt zelf in Judea, en vooral: waarom zou het voor inwoners van Judea überhaupt bijzonder zijn om de leerlingen van Jezus in hun eigen taal te horen spreken?
Er zijn commentaren die wijzen op het verschil tussen het Aramees van Galilea en dat van Judea, maar zo’n verklaring werkt niet, want die dialecten lagen niet ver van elkaar. Deze oplossing zou erop neer komen dat je stelt dat Amsterdammers gewoonlijk mensen uit Kampen of verderop niet zouden kunnen verstaan, en dat is natuurlijk niet zo.
Een andere poging is om in plaats van ‘Mesopotamië, Judea’ te lezen ‘het Judese Mesopotamië’. Grammaticaal kan dat net, hoewel maar weinig lezers op het idee zouden komen dat ze het Griekse woord voor ‘Judea’ opeens als een bijvoeglijk naamwoord moesten opvatten. Nog groter is een inhoudelijk bezwaar: de hele lijst gaat over Joden, dus waarom zou dat gegeven er alleen in het geval van Mesopotamië nog eens een keer bij staan?
Foutje in de overlevering?
Nog weer een andere mogelijkheid is dat de schrijver zelf een beetje onzorgvuldig was. Hij zou dan een bestaande lijst hebben overgenomen die helemaal geen betrekking had op mogelijke taalverschillen, en die ook niet vanuit Judea werd verteld. Bij het overnemen zou hij dan vergeten hebben ‘Judea’ hier weg te laten, wat hij natuurlijk wel had gedaan als iemand hem op het probleem opmerkzaam had gemaakt. Zulke slordigheden liggen bij deze schrijver echter niet zo voor de hand.
Talloze uitleggers nemen dan ook aan dat er in de oudste overlevering van de tekst iets moet zijn misgegaan: een kopiist heeft volgens hen een minder bekende naam van een land of streek enigszins onnadenkend vervangen door het overbekende woord ‘Judea’.
Maar wat kan die naam dan zijn geweest? De mogelijkheden lijken bijna eindeloos, en ik heb in de loop der tijd dan ook al zo’n
kunnen verzamelen, van Armenië tot India, van Syrië tot Galatië, en van Cilicië tot Idumea, om er slechts een paar te noemen. De eerste mogelijkheden treffen we al in de tijd van de kerkvaders aan.Het lijkt wel of elke volgende onderzoeker nog maar weer eens de oude kaarten erbij neemt en zijn of haar oog laat vallen op een gebied dat enigszins op de route ligt die de auteur lijkt te bewandelen. Daarbij neemt diegene voor het gemak ook maar steeds aan dat daar dan ook wel Joden zullen hebben gewoond. Met elk nieuw voorstel neemt wel de waarschijnlijkheid af dat één ervan juist is, en als de oorspronkelijke naam er al tussen zit zullen we het waarschijnlijk nooit te weten komen. Volgens
heeft Idumea nog de beste papieren. Het voldoet aan alle eisen: niemand zou het vreemd gevonden hebben als de lijst ‘Idumea’ in plaats van ‘Judea’ had gehad. Bovendien is het bij het overschrijven slechts een kleine stap van ‘Idumea’ naar ‘Judea’ (in het Grieks dan).Bewijzen kunnen we echter niets, en dus moeten ‘Judea’ voorlopig blijven staan, en dus ook het probleem dat de tekst daarmee oproept.
Voorbij de taalgrenzen
Gelukkig is het algemene idee van dit deel van het verhaal wel duidelijk. De schrijver wil iedereen van ‘Gods grote daden’ laten horen, maar weet dat er sinds de Babylonische spraakverwarring (Genesis 11) nu eenmaal vele talen zijn. Hoe verstaan mensen ooit elkaar? In zijn handen wordt Pinksteren een soort omgekeerd talenwonder, niet om die spraakverwarring ongedaan te maken, maar om haar van Godswege weer te overstijgen, al is het maar voor even.