Bijbels durven dromen (Jesaja 2:2-5)
Geen volk zal meer het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal nog de wapens leren hanteren, ... Ja, mooie woorden, maar het klinkt vandaag de dag eerder als een mooi sprookje. Op 22 januari begint de maand van de Bijbel, met een essay getiteld “Blijven dromen”, maar kunnen we in de huidige tijd nog wat met die bijbelse droom van Jesaja?
Grote dromen, grote verhalen
In 1959 is bij het gebouw van de Verenigde Naties in New York een beeld geplaatst dat dat visioen van Jesaja 2 (en trouwens ook Micha 4) uitbeeldt. Geschenk van de toenmalige Sovjet-Unie, ... Kan iemand Poetin even op dit beeld terugverwijzen? Maar die zal het wel anders uitleggen: Het verdorven en onchristelijke westen uitgeroeid moet worden, en Oekraïne is daarvan het beeld.
En toch, zolang dat beeld er nog staat biedt het ook hoop op een betere toekomst. Jesaja 2 is een mooie droom, een prachtig vergezicht. Wereldvreemd haast. Toch waren die profetische dromen zo gek nog niet. Het waren de ‛grote verhalen’ van toen. Maar het verschil met de grote verhalen van nu is: Achter die bijbelse visioenen zitten géén populistische leiders, geen brallende politici. Angstverhalen over de Great Reset, over een wereld die geregeerd wordt door reptielen, en politici die daar weleens tegen zullen optreden, ook dat zijn grote verhalen, maar die stellen de politicus centraal. De bijbelschrijvers suggereren dat achter de grootse bijbelse visioenen, God zélf schuilgaat. Als ik mag kiezen, geef mij dan maar die tegendraadse, bijbelse dromen, zoals van Jesaja (en Micha).
Onheilsteksten
Er is wel een probleempje met de tekst. Rondom dat prachtige visioen van Jesaja 2 staan namelijk vreselijke oordeelsaankondigingen. De profeet Jesaja heeft in zijn tijd kritiek op de mensen met het grote geld, de koningen en hun hofhouding en Sion wordt in de voorafgaande passage zelfs aangesproken als hoer: “Ach de trouwe stad is een hoer geworden” (Jes. 1:21). En direct na die mooie vredesdroom gaat het gewoon door met nog veel meer kritiek (Jes. 2:6-9) die zelfs eindigt met de uitroep “vergeef het hen niet!”.
Corrupte leiders aangeklaagd
De leiders duidt Jesaja aan als terebinten, hoge bomen (Jes. 1:30, vgl. 10:33). Ze waren zo corrupt dat je hen met geld kon omkopen (Jes. 1:23; 5:23; Mic. 3:9-12). De koningen van toen hielden er een uitgebreide hofhouding op na. Al die leden van de hofhouding gaven enorme bedragen uit aan kleding, cosmetica en sieraden (zie de opsomming in Jes. 3:16-26) en de leiders van het volk legden grote verzamelingen wapens aan (Jes. 2:7). Bovendien was koning Achaz een vazalverbond met de Assyrische koning aangegaan. Jaarlijks breidde die koning zijn land uit door her en der kleine landen te overwinnen. Als vazal werd je voorlopig met rust gelaten, maar daar moest wel flink voor betaald worden. Om dat allemaal te kunnen bekostigen, legden de koningen Achaz en Hizkia het volk zeer hoge belastingen op.
Mooi dromen bij uitbuiting van boeren, burgers en buitenlui?
De vondsten van enorm veel handvatten van kruiken uit die tijd, met het opschrift ‛voor de koning’ en de naam van een dorp of stad, lijkt erop te wijzen dat met name ook de boeren op het platteland ten westen van Jeruzalem er zwaar door te lijden hadden. Ze moesten grote delen van hun oogst inleveren: olijven, druiven, graan. Ook toen al hadden boeren het bepaald niet makkelijk.
Koning Hizkia liet bovendien de stadsmuur versterken, en dat kostte niet alleen geld, maar ook werden daarvoor huizen van gewone mensen omvergehaald. Wie aan de stadsmuur woonde, werd gewoon dakloos.
Dan is natuurlijk wel de vraag: hoe kan de profeet dan zo’n mooie droom voorhouden aan zúlke slechte mensen die zich verrijken ten koste van anderen? Over wapens die tot gereedschap zullen worden, en volkeren die zullen opstromen naar Jeruzalem en de oorlog niet meer zullen leren?
Wie droomde over die bijbelse vrede?
Opmerkelijk detail: de droom van Jesaja komt ook in het boek Micha voor. En ook bij Micha wordt die droom omringd door felle aanklachten tegen de leiders in Jeruzalem. Dus hoe kunnen die profeten Jesaja en Micha in zo'n tijd van uitbuiting dan de komst van een vrederijk aankondigen? Zij moesten toch juist de luis in de pels zijn?
Wat opmerkelijk is in de Hebreeuwse handschriften van beide teksten, is dat dat mooie visioen helemaal los staat van de rest. Je zou kunnen zeggen: er staan als het ware haakjes omheen. Terwijl het maar vier (Jesaja) en vijf (Micha) verzen zijn. Dat betekent meestal dat zo'n stukje tekst ergens anders vandaan komt en later is ingevoegd in de tekst. Zeg maar: een tekst die geschreven is als een soort commentaar in de kantlijn.
De twee profeten Jesaja en Micha waarschuwden in de tijd van Achaz en Hizkia (achtste eeuw voor Christus) dat door de enorme kloof tussen rijk en arm, de leiders de ellende over zichzelf afriepen. Als een boemerang zou het op hen terugkomen. Onherroepelijk zou de stad uiteindelijk toch verwoest worden. Micha zei het zelfs zo, dat Sion volledig omgeploegd zou worden (Micha 3:12).
Geactualiseerde profetie
Pas jaren later, als de stad Jeruzalem is ingenomen en verwoest, realiseren latere bewoners van Juda en Jeruzalem zich dat die twee profeten de waarheid spraken met hun felle kritiek. Zo herinneren een paar oudsten zich zelfs anderhalve eeuw later nog die woorden van Micha (Jer. 26:18). De tijd na de verwoesting van Jeruzalem is alleen zo donker en tragisch voor velen, dat de vraag opkomt of God niet verdwenen is. Er waren geen profeten meer die nog woorden van God sprake en van bevrijding uit de ballingschap leek ook geen sprake.
Eens komt de dag…
Maar dan is er onverwacht wéér een profeet, maar zonder naam. Deze profeet neemt niets terug van de scherpe kritiek van de eerdere profeten Jesaja en Micha, maar leest die tekst opnieuw en actualiseert de profetie: ‛Eens komt de dag dat alle volkeren in Jeruzalem zullen samenstromen ...’ (Jes. 2:3).
Dat het inderdaad een latere profeet moet zijn geweest, blijkt wel uit een andere tekst uit die tijd, Jeremia 51:44, waar juist het omgekeerde staat: ‛Volken zullen niet meer naar Babel toestromen’. Zo werd het blijkbaar gezegd als volkeren overwonnen werden door de Babyloniërs en gedeporteerd werden. Zoals nu Russen in de Donbas bedreigde Oekraïners – onder anderen weeskinderen – ‛in veiligheid brengen’ maar in werkelijkheid deporteren naar Rusland. Dan zou je ook kunnen zeggen: Oekraïners stromen op naar Moskou, maar wel tegen hun wil. Zo ook die volken die naar Babel opstromen. Het is zeker niet van harte.
Op zijn beurt heeft die onbekende profeet in het boek Jesaja nu alles omgekeerd, en er een positief beeld van gemaakt. Nee, niemand zal nog naar Babel toestromen, volkeren zullen nú toestromen naar de berg Sion, en naar de God van Israël (Jes. 2:2-5):
Alle volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen:
‛Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.
Dromen over hoop voor de toekomst
De profeet bedoelt dat als iedereen naar God zal luisteren, en simpel de tien geboden zal naleven, dat op de hele wereld het leven dan goed zal zijn. En daar heeft die profeet wel iets heel belangrijks te pakken. Terwijl hij vermoedelijk bij de puinhopen van Jeruzalem zit, of in Babel of Egypte in ballingschap, durft deze profeet te blijven dromen. Over een toekomst waarin het recht van God gesproken zal worden. Eerlijk recht. De profeet durft te dromen over een toekomst waarin wapengekletter niet meer gehoord zal worden. Zoals Oekraïners, staand op de puinhopen van kapotgeschoten huizen, positief blijven en voorspellen dat alles weer herbouwd zal worden.
In tijden van crisis kunnen mensen bij de pakken gaan neerzitten. Somberen over Gods afwezigheid. Apathisch worden. Mentaal moe. Die onbekende profeet durft te dromen tegen alle somberheid in en durft God weer ter sprake te brengen. Durft het aan om het vrederijk te verkondigen.
Durven dromen, toen en nu
Zoals de joodse kunstenares Yael Portugheis dat vrij recent ook deed in de oude stad van Jeruzalem: ze maakte er een mooi mozaïek. De teksten van Jesaja 2, Micha 4 en Jesaja 11 zijn er in elkaar gevlochten: het zwaard is een schep geworden. De wolf, de leeuw en het lam van Jesaja 11 leven vreedzaam bij elkaar. De wijnstok en de vijgenboom bloeien, waar ieder in vrede onder kan zitten (Mic. 4:4).
Het mooie van de droom van die onbekende profeet in Jesaja 2:2-5 is, dat die droom al werkelijkheid begint te worden met de eerste stap van de profeet en van ieder die de tekst hoort. In vers 5 volgt namelijk de oproep: ‛Nakomelingen van Jakob, kom mee, laten we leven in het licht van de Heer.’ Letterlijk staat er zelfs: ‛laten we gaan in het licht van de Heer’. Zoals Jezus later zelfs zal zeggen: ‛Jullie zijn het licht voor de wereld!’ (Matt. 5:14). Het is een oproep om de handen uit de mouwen te steken en te durven dromen. Bijbels te durven dromen. Niet pas in de verre toekomst, maar meteen ook al op weg te gaan. Een begin te maken. Dromen vragen daar ook om.
Die droom van vrede in Jesaja 2 is dus zeker niet: stil maar wacht maar. Maar wél: durf te dromen. Durf een begin te maken met die Bijbelse droom van vrede.