Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Job en de Webb-telescoop: 'Waar is de weg naar de oorsprong van het licht?' (Job 38:19)

22 september 2022

Op 12 juli 2022 toonde de NASA de spectaculaire eerste foto’s van de Webb-ruimtetelescoop die een stukje universum laten zien ter grootte van een zandkorrel. Job 38:19 is daarbij ineens fascinerend, alsof de verzen ooit geschreven zijn met het oog op mensen van nu, vooral in de nieuwe bijbelvertaling. Hoe rijmen we zulke nieuwe kennis met die oude Bijbel?

Hoogleraar Oude Testament

Foto's: NASA, ESA, CSA, STScI

Job uit Uz 

Simpel gezegd gaat het bij die ruimtefoto’s om terugkijken in de tijd. Maar ook als bijbelonderzoekers proberen we dat te doen. Zo wordt van Job altijd gezegd: we weten niets van hem. Nu wist de bijbelschrijver nog wel dat Job iemand was uit het land Uz. Waar dat ligt weten we niet, maar er zijn goede redenen om aan te nemen dat het ergens in het oude Kanaän was, op de grens van Israël en Libanon. Opmerkelijk is dat juist daar, in het huidige Zuid-Syrië, Job nog altijd als heilige wordt vereerd. Er is een Job-dorp, een Job-klooster, een Job-bad (hamam), en zelfs een graf van Job en zijn familie, evenals een Job-steen. In een heel oud pelgrimageverslag schrijft de Romeinse vrouw Egeria (4e eeuw na Chr.) wat ze daar zag: het Job-dorp, het Job-graf en de Job-steen.

Job-steen

Op de zogenaamde Job-steen staat in Egyptische hiërogliefen een Kanaänitische tekst te lezen:

God (El) schepper van de aarde, Baäl Zafon.

Egeria had opgemerkt dat ook de naam Job erop was geschreven, al zegt dat niet veel. Volgens de legende was het zelfs de steen waartegen Job zat toen hij melaats ver buiten zijn stad zat. In werkelijkheid is de steen van de Egyptische koning Ramses II (13e eeuw voor Chr.). Niettemin geeft de inscriptie wel aan dat de bewoners daar in die tijd de goden El en Baäl vereerden. Uit Egyptische brieven (Amarna) weten we dat er in dat gebied toen een Kanaänitische Job onderkoning (burgemeester) was van de stad Ashtaroth. Nu bleek hij niet op zijn post te zijn toen zijn stad werd aangevallen door vijanden. De farao – die in die tijd ook over Kanaän heerste – wilde weten waarom Job afwezig was. Er wordt teruggeschreven dat koning Job ernstig ziek is en al twee maanden buiten de stad verblijft. In een andere brief worden drie getuigen genoemd die kunnen bevestigen dat Job ziek is en ver van de stad in afzondering verblijft. Die drie moeten Job dus wel hebben opgezocht, anders konden ze niet als getuigen worden aangevoerd.

Vragen aan Job

Dat verhaal van de Kanaänitische Job heeft blijkbaar zoveel indruk gemaakt dat het overal is doorverteld en verder uitgebreid, ook in Israël. In de bijbelse versie laten de bijbelschrijvers God vragen stellen aan Job: ‛Waar is de weg naar de oorsprong van het licht?’ Letterlijk staat er in het Hebreeuws: ‛waar is de weg naar de woonplaats van het licht?’, en: ‛waar is de (woon)plaats van het donker?’ Alle vragen in Job 38 wijzen er wel op dat het blijkbaar ook de bedoeling is dat mensen zulke vragen stellen, en proberen antwoorden te vinden.

Menselijke taal

Nu is er wel een vraag die meteen opkomt: maar hoe sprak God dan tot Job? Wie de Bijbel doorleest zal zien dat overal waar staat: ‛en God sprak’, ‛en God zei’, of ‛zo luidt het Woord des Heren’ het bijna altijd mensen zijn die spreken: profeten, priesters, zangers, dichters. Gedreven door de Geest spreken zij woorden van God, maar wel in hun eigen taal, en met hun eigen kennis (bijv. Job 32:8). Zo sprak de profeet Amos, die van een boerenbedrijf kwam, in beelden uit de landbouw. En de profeet Ezechiel, die priester was, gebruikte enorm veel beeldspraak over de tempel. Ook als het over de Schepping gaat, gebruiken de schrijvers daarvoor allerlei verschillende voorstellingen. Niet alleen in Genesis 1 en 2 wordt over de Schepping gesproken, maar ook in de Psalmen, de profetenboeken en dus in het boek Job.

Bijbelse vragen over het oerbegin

Daaraan is te zien dat ook toen mensen zich al afvroegen: hoe zijn wij mensen hier gekomen? Hoe is deze hele aarde ontstaan? Waar komt het licht vandaan? Spottend wordt tegen Job gezegd: Jij weet dat vast, want jij bent toen toch al geboren? De bijbelschrijver realiseert zich hier: God is geen mens. God is zoveel groter dan mensen, als mens kunnen we God helemaal niet begrijpen. Wat weten wij van het ontstaan van het licht? Wat weten wij van het ontstaan van de aarde?

Webb-telescoop

Toen onlangs de eerste beelden van de Webb-telescoop getoond werden, leek het wel alsof die woorden in het boek Job ooit geschreven waren voor nu: ‛Waar is de weg naar de oorsprong van het licht? En waar is de plaats van het donker?’ Want daarover gaan die ontdekkingen van de Webb-telescoop: over de weg van het licht. De snelheid van het licht is de snelste beweging die maar mogelijk is, 300.000 kilometer per seconde. Nee, dat wist men in bijbelse tijden nog niet. Maar de mens heeft wel verstand gekregen om dingen te onderzoeken. En met de Webb-telescoop kunnen we nu zó ver kijken, dat we miljarden lichtjaren terug in de tijd kunnen zien.

Terugkijken in de tijd

Zoals we dus via onderzoek naar oude teksten terug in de tijd kunnen om die Job uit Kanaän te ontdekken, zo kunnen we nu ook via die Webb-telescoop inderdaad bijna die oorsprong van het licht zien. Als je die foto’s ziet, dan besef je ineens hoe klein wij mensen zijn. Dat is ook wat bij alle discussies over de foto’s naar voren kwam in actualiteitenprogramma’s. De nietigheid van de mens. Eigenlijk net zoals die schrijver van het boek Job al die vragen beschrijft van God: wat weet jij ervan, Job? Was jij erbij, bij dat oerbegin? De foto’s geven ook iets weer van de enorme schoonheid van het heelal. Met een beetje fantasie zie je bij een van de foto’s Michelangelo’s bekende fresco erin, de schepping van Adam, twee handen die elkaar bijna raken.

Sterrenkundige Vincent Icke zei in het programma Op1 erover: ‛Het is gewoon prách-tig! Het is een totaal wonder!’ Waarbij hij snel aantekende dat Simon Stevin al zei:

Een wonder is geen wonder. Want hoe wonderlijk iets ook is, er moet een verklaring voor zijn.

Dat is niet zo’n gekke gedachte. De foto’s van de Webb-telescoop laten zien hoeveel meer we tegenwoordig weten, maar ook: hoe gigantisch veel meer er nog te onderzoeken is dan men in bijbelse tijden ooit had kunnen bedenken. In bijbelse tijden was de wereld nog redelijk overzichtelijk. Zo begon de bijbelschrijver het scheppingsverhaal met de mens. Inmiddels weten we dat we als mens echt nog maar pas komen kijken (300.000 jaar).

De unieke aarde

Voordat de mens gevormd werd, om die bijbelse taal even te gebruiken, was er al minstens 13 miljard jaar aan voorafgegaan waarin de sterrenstelsels zijn ontstaan, en heel veel later ook ons zonnestelsel. Met de aarde, die unieke blauwe bal, met zuurstof voor ons als hoogtepunt. En al weten we nu zoveel meer, tegelijk blijft het zo onnoemelijk groots dat we het niet anders kunnen aanduiden dan als een wonder, of ook: een Godswonder. Gods grootsheid  blijkt nog miljarden malen groter te zijn dan de bijbelschrijvers ooit hebben kunnen bevroeden.

God is geen mens

Toen de Russische kosmonaut Joeri Gagarin in 1961 als eerste mens in een  baan om de aarde vloog zou hij hebben gezegd dat hij God niet was tegengekomen. Alsof God op een troon in de ruimte zou wonen. Het kan ook anders ervaren worden. Na een kerkdienst over die tekst van Job 38 vertelde een oudere man mij hoe hij in 1952 als twintigjarige zijn opleiding tot straaljagerpiloot deed in Amerika. Na twee jaar mocht hij voor het eerst een solovlucht maken. Helemaal alleen vloog hij rakelings over de wolken, want veel lager dan gewone vliegtuigen. Maar, zo vertelde hij mij, toen hij daar zo alleen was, had hij het gevoel gehad alsof hij daar boven de wolken juist níet alleen was geweest. Zelf noemde hij het een ervaring van Gods mysterie.

Spreken over God is beeldspraak

De Russische kosmonaut had slechts gezocht naar God als mens, maar zo is God niet. God is de kracht buiten ons en binnen ons, die ons verre overstijgt. Alle spreken over God is beeldspraak en de bijbelschrijvers wisten dat maar al te goed. Ook voor de schepping gebruiken ze beeldspraak. Zo schept God in Genesis 1 de wereld door enkel te spreken. In Job 38 wordt God beschreven als een soort architect die alles uitmeet, maar even later ook als bouwvakker (Job 38:5), een kleermaker (Job 38:9) en een zegelmaker (Job 38:14). Zoals bijbelschrijvers al beeldspraak gebruikten om Gods scheppingswerk te beschrijven, zo beschrijven ook astronomen en natuurkundigen het onbekende met beeldspraak. Zo hebben zij het over ‛zwarte gaten’ en de ‛oerknal’. Het zijn beelden om iets te beschrijven dat ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Dan kunnen we alleen nog spreken in superlatieven, en vooral in beeldspraak. Dat blijft zo, ook als de mens in staat gesteld wordt bepaalde fenomenen beter te begrijpen, zoals die Lees deze passage'zwarte gaten'.

Gods liefde

Als je dan beseft dat er minstens 13 miljard jaar nodig is geweest voor het ontstaan van het universum, en daarbinnen de laatste 4,5 miljard jaar nodig was voor het ontstaan van ons zonnestelsel, voordat wij kleine mensen hier op aarde zouden kunnen bestaan en leven, dan kun je je ook de vraag stellen: hoeveel liefde moet God dan wel niet hebben voor ons en alles op deze aarde? Mensen, planten, dieren, watervallen, blauwe meren, ruisende bossen. Dan moet God tegelijk ook wel heel dichtbij zijn.

Wazige spiegel

Zoals Paulus in zijn brief aan de Korintiërs (1 Kor. 13:8-12) zegt: ‛Ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. Pas wanneer het volmaakte (van God) komt, dan zal wat (voor ons mensen) beperkt is verdwijnen.’ Paulus stelt de liefde er tegenover:

‛Nu zien we nog maar een afspiegeling’ (eerdere en betere vertaling: een wazige spiegel); ‛een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben’.

God is bijbels gezien zowel de kracht achter de hele Schepping, dat enorme heelal, als ook de kracht van de liefde die ons zeer nabij is en in wie elk mens gekend is.

Verder lezen? 

M. Dijkstra, "Op zoek naar de woonplaats en de Steen van Job (Sjeich Sa’ad)", Phoenix 53/1 (2007), 31-44

R. van der Putte, e.a., "De steen van Job gevonden", Phoenix 53/1 (2008), 99-104

J.C. de Moor, The Rise of Yahwism, tweede uitgebreide druk (uitgave Peeters), 1997, 131-207 (Ayyabu/Job).

Over woorden van God die door menselijke bemiddelaars worden gesproken: M.C.A. Korpel, J.C. de Moor, De zwijgende God, (uitgave Skandalon), 2014, 144-172.