Erasmus en het ongelukkige slot van het bijbelboek Openbaring
‘Ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; en als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, die in dit boek beschreven zijn.’ (Openbaring 22:18–19, NBV21)
Een opvallend verschil
Wie deze tekst opslaat in de Statenvertaling komt een opvallend verschil tegen: in plaats van ‘zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom’ staat daar: ‘Godt sal sijn deel afdoen uyt het boeck des levens.’ ‘Boek’ dus in plaats van ‘boom’: wat is hier aan de hand en wat moet het zijn?
De laatste vraag is het eenvoudigst te beantwoorden: het moet ‘boom’ zijn. Het gaat om de levensboom die aan het begin van het hoofdstuk voor het eerst genoemd wordt, in de heilige stad. Wat is er dan misgegaan met de Statenvertaling en andere zestiende- of zeventiende-eeuwse vertalingen? Het antwoord op deze vraag is het verhaal van deze bijbelblog.
Handschriften
De uitgaven van de Griekse grondtekst die de Statenvertalers gebruikten gaan terug op Erasmus (1466–1536). Erasmus was de eerste die een Griekse tekst van het Nieuwe Testament publiceerde, in 1516. Tot die tijd bestond die Griekse tekst alleen in de vorm van handschriften. Hij moest dus handschriften gebruiken om zijn drukkers van tekst te voorzien.
Voor het bijbelboek Openbaring had hij maar een enkel exemplaar tot zijn beschikking, geleend van zijn vriend Johannes Reuchlin. Dat was bovendien een lastig handschrift om te gebruiken, want de Griekse tekst van Openbaring stond tussen veel grotere stukken commentaar in, zodat het nog een heel gepuzzel was om de Bijbeltekst zelf goed te onderscheiden.
Vulgaat
Het vervelendste was nog wel dat het handschrift nogal wat fouten leek te bevatten, terwijl Erasmus geen ander Grieks handschrift bij de hand had om de juiste tekst in op te zoeken. Wat hij wel had was de Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament, de Vulgaat, want die was omstreeks 1516 allang een aantal keren gedrukt, en daarvan bestonden ook veel meer handschriften. Erasmus besloot om de Vulgaat dan maar als bron voor correcties te gebruiken. Dat bracht wel met zich mee dat hij af en toe een paar woorden uit het Latijn moest terugvertalen naar het Grieks.
Erasmus vertrouwde zichzelf dat terugvertalen wel toe, ook al ging het in tegen de belangrijkste boodschap van zijn hele uitgave: hij vond dat de Vulgaat aan herziening toe was op basis van de oorspronkelijke Griekse tekst. Die Vulgaat was immers slechts een vertaling, die ook nog eens door voortdurend kopiëren verslechterd was. Erasmus’ uitgave liet zien hoe je die herziening moest uitvoeren en wat er de resultaten van waren.
Behalve dan bij Openbaring, want daar zagen we hoe Erasmus door de omstandigheden gedwongen was om van zijn werkwijze af te wijken. Aan het slot van Openbaring was het nog ernstiger gesteld met zijn Griekse handschrift: een hele bladzijde ontbrak, met wat wij nu kennen als Openbaring 22:16–21 (de versnummering zelf is van later datum). Ook hier greep Erasmus naar het middel van de terugvertaling: hij reconstrueerde het Grieks op grond van het Latijn en liet dat afdrukken. Het moet wel een haastklus zijn geweest, want Erasmus maakte nogal wat fouten, zoals verkeerde werkwoordsvormen en ontbrekende lidwoorden.
Overschrijffout
Voor de betekenis maakten al die slordigheden gelukkig niet zoveel uit, maar dat was anders in vers 19. Zoals we nu weten heeft de Vulgaat daar twee vormen, namelijk de ligno vitae (‘van de boom des levens’) en de libro vitae (‘van het boek des levens’). We weten ook dat ligno (‘boom’) de oorspronkelijke tekst is, en dat libro (boek) een overschrijffout is. Deze fout lag ook voor de hand, want de twee woorden ligno en libro lijken veel op elkaar, althans in het Latijn, en de uitdrukking ‘boek des levens’ is heel bekend.
In de omliggende tekst komt het woord ‘boek’ ook nog eens vaak voor. Tenslotte weten we dat de fout inderdaad alleen in de Latijnse overlevering voorkomt. Alle nu bekende Griekse handschriften van Openbaring die dit vers bevatten hebben hier ‘boom’, niet ‘boek’.
Erasmus wist dit alles niet. Misschien had hij meer onderzoek moeten doen, maar, hoe het ook zij, hij kende de tekst alleen als de libro vitae. Zo kwam via zijn terugvertaling het woord ‘boek’ in de Griekse tekst van zijn uitgave terecht, en vandaar in de latere uitgaven en dus ook in vertalingen als de Statenvertaling.
Latere uitgaven
Waarom heeft Erasmus zelf zijn terugvertalingen niet verbeterd in latere jaren? Hij publiceerde immers nog vier uitgaven, de laatste in 1535, niet lang voor zijn dood. Wellicht dacht hij dat hij de klus goed had geklaard, vertrouwend op zijn grote kennis van het Grieks. Waarschijnlijker lijkt mij eigenlijk dat hij de zaak niet belangrijk vond, vooral omdat het Openbaring betrof, een bijbelboek waar hij zelf bitter weinig mee ophad.
De kwestie kreeg nog wel een licht komische wending. Erasmus had bij zijn eerste uitgave in enigszins onduidelijke bewoordingen vermeld dat hij aan het slot van Openbaring een paar dingen aan het Grieks ‘had toegevoegd uit het Latijn’. Die bekentenis kwam hem op stevige kritiek te staan: hij had ingegrepen juist daar waar de Bijbeltekst zelf dreigend zegt dat je niets mag veranderen.
Kritiek
Om deze kritiek te pareren deed Erasmus drie dingen. Ten eerste bagatelliseerde hij het geval: het ging slechts om een kort stukje tekst, de taal was eenvoudig, en het was toch maar het bijbelboek Openbaring. Ten tweede beweerde hij dat deze tekst in zijn tweede uitgave was degelijk was verbeterd, namelijk op grond van de Aldijnse Griekse bijbel uit 1518. Dat was een misverstand, want die Aldijnse uitgave was zelf juist grotendeels een slaafse kopie van die van Erasmus. Ten derde draaide hij de dreigende vervloeking van de tekst om: hij zou pas echt tegen de geest van de tekst zijn ingegaan als hij geen enkele herstelpoging had gedaan.
Zo nam hij zijn critici de wind uit de zeilen, maar het gevolg was wel dat een paar eeuwen lang ‘boek des levens’ bleef staan in Openbaring 22:19, als versteende vergissing, eerst in het Latijn, door Erasmus ook in het Grieks, en vandaaruit in allerlei vertalingen van het Grieks.