Raadselachtig voorbijgaan
Deze bijbelblog gaat over een wonderlijk zinnetje midden in een verhaal van Markus: ‘Toen hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen’ (Markus 6:48 Nieuwe Bijbelvertaling). Jezus heeft de leerlingen per boot vooruitgestuurd, maar gaat hen achterna als hij ziet dat ze het moeilijk hebben. De rest van het verhaal is bekend: als ze hem zien, denken ze dat het een geestverschijning is. Jezus stelt hen gerust, en als hij aan boord klimt gaat de wind liggen.
Vreemde zin in Markus
Het verhaal staat niet alleen in Markus, maar ook in Mattheüs en Johannes, al zijn er ook grote verschillen. Zo loopt alleen bij Mattheüs ook Petrus over het water, en is alleen bij Johannes de boot al aan de overkant voordat Jezus aan boord kan komen. Ook de verdere reactie van de leerlingen verschilt hemelsbreed: Johannes meldt niets, Mattheüs laat de leerlingen Jezus aanbidden, en Markus heeft het over verbijstering en onbegrip.
Markus is ook de enige die dat vreemde zinnetje heeft: ‘en hij wilde hen voorbijlopen.’ Jezus kwam zijn leerlingen toch juist te hulp? Johannes, die het evangelie naar Markus waarschijnlijk niet kende, heeft zoiets niet, en Mattheüs, die Markus als bron gebruikt heeft, laat het weg. Misschien was Mattheüs er wel net zo over in verwarring als de latere uitleggers. Alleen hebben die laatsten geen keus: ze moeten proberen te begrijpen waarom Markus schreef dat Jezus de leerlingen in de boot voorbij wilde lopen. Welk beeld van Jezus wilde hij oproepen?
Verschillende verklaringen
Deed Jezus maar alsof? Stelde hij zijn leerlingen enkel op de proef? Augustinus denkt zo: Jezus wilde zo de angst oproepen die hij vervolgens zou gaan wegnemen. Erasmus zegt iets dergelijks: ‘Hij [Jezus] laat zijn mensen soms in moeilijke omstandigheden alsof hij hen negeert, maar hij houdt nooit op zich om hen te bekommeren.’ Met anderen dacht hij misschien aan het verhaal van de Emmaüsgangers, bij Lukas, waar ook staat dat ‘Jezus deed alsof hij verder wilde reizen’ (Lukas 24:28). Alleen staat er bij Lukas echt ‘hij deed alsof’, maar bij Markus alleen maar ‘hij wilde’.
Wilde Jezus werkelijk gewoon naar de overkant, en waren het de kreten van de leerlingen die hem van gedachte deden veranderen? Hij wilde hen aan de andere oever verrassen, stelt de één. Hij wilde hen voorgaan naar Bethsaïda, om te laten zien dat zijn boodschap ook voor niet-Joods gebied was, stelt de ander. Hoe aantrekkelijk het idee ook is dat Jezus op concrete nood reageert – en daar zijn inderdaad genoeg voorbeelden van in het evangelie –, het blijft vreemd dat hij het meer opgaat naar hen toe en hen dan opeens voorbij zou willen steken. Is hij dan soms tweemaal van gedachte veranderd?
Of gaat het eigenlijk om het gezichtspunt van de leerlingen? Moeten we ‘hij wilde hen voorbijgaan’ lezen als ‘het leek hun alsof hij hen voorbij wilde gaan’? Maar waarom staat dat er dan niet, en hoe zouden we moeten weten dat er zo’n abrupte wisseling van perspectief plaatsvindt?
Schrijf- of vertaalfout
Is er dan misschien sprake van een schrijffout? Verander een paar letters in de overgeleverde Griekse tekst, en er staat dat Jezus de leerlingen aan het passeren was. Dat zou goed voorstelbaar zijn: de leerlingen gaan Jezus zien zodra hij zo ongeveer langszij komt. Maar als de tekst oorspronkelijk zo eenvoudig was, waarom hebben alle handschriften dan het ingewikkelde ‘hij wilde’? Of moeten we die paar handschriften van het evangelie naar Markus volgen dat het hele zinnetje per ongeluk weglaten? Maar dan is het haast nog lastiger om te verklaren hoe het dan wel in de overlevering terecht is gekomen.
Je kunt ook, zoals wel vaker, aan een vertaalfout denken. Liever gezegd: je kunt onderzoeken of de Griekse woorden niet iets anders kunnen betekenen dan gewoonlijk wordt gedacht. Het zinnetje biedt twee aangrijpingspunten: ‘hij wilde’ en ‘voorbijgaan’. Er zijn dan ook exegeten die voor een van beide een andere betekenis voorstellen. In een paar Griekse teksten houdt ‘willen’ iets veel zwakkers in, namelijk ‘op het punt staan om’. Deze betekenis zou het probleem hier oplossen, maar jammer genoeg komen de paar voorbeelden ervan uit teksten die heel ver van het Nieuwe Testament afstaan. In het Nieuwe Testament zelf zit er in het bewuste werkwoord steevast een element van bedoeling.
De andere mogelijkheid zit in ‘voorbijgaan’. Bij het voorbereiden van deze bijdrage dacht ik even het ei van Columbus te hebben gevonden. Er zijn namelijk teksten waar het gebruikte werkwoord niet ‘voorbijgaan’, ‘passeren’ betekent, maar ‘bereiken’, ‘erbij komen’. Dat zou hier heel mooi passen: ‘en hij wilde tot bij hen komen’. Als dit klopte was al het geploeter dat ik al vermeldde overbodig, net als de diepzinnigheden die hierna nog aan bod komen. De hele uitleggeschiedenis – op één oplettende uitlegger na dan – zou zijn misleid door de keuze die al heel vroeg in de Latijnse vertaling is gemaakt, want daar staat een werkwoord dat echt alleen maar ‘voorbijgaan’ kan betekenen. Helaas, ook deze oplossing werkt niet: het Griekse werkwoord kan wel iets als ‘bereiken’ betekenen, maar in dat geval zeg je wie of wat er wordt bereikt op een totaal andere manier dan Markus hier doet. De Griekse zinsbouw sluit die betekenis dus uit. Het kan hier echt alleen om ‘voorbijgaan’ gaan.
Voorbijgaan
Bij enkele uitleggers heeft dat ‘voorbijgaan’ een belletje doen rinkelen: zijn er niet een paar teksten in het Oude Testament, vooral in Exodus, waar God zelf ‘voorbijgaat’, teksten die een verschijning van God als diens ‘voorbijgaan’ aanduiden? En lezen we niet in Job 9:8 en 11: God zelf ‘wandelt op de zee alsof het vaste grond is’ en ‘als hij boven me langs gaat zie ik het niet, en als hij mij voorbijgaat, heb ik het niet door’? Misschien heeft Markus zulke teksten willen oproepen om Jezus’ gang over het meer trekken van een goddelijke verschijning te geven. Deze uitleggers zien in de woorden waarmee Jezus zijn leerlingen geruststelt nog zo’n aanwijzing: ‘Ik ben (het)!’ Deze mogelijkheid is me te subtiel en diepzinnig. Het werkwoord ‘voorbijgaan’ is in het Grieks een heel gewoon werkwoord, en ‘ik ben (het)’ is ook al heel alledaagse taal. Bovendien blijft het vreemd om dan ‘hij wilde hen voorbijgaan’ te schrijven.
Al met al voldoet geen enkele uitweg of verklaring: het raadsel wil maar niet overgaan. Ook daarin schuilt gelukkig schoonheid.