Ontbreken er verzen in de Nieuwe Bijbelvertaling?
Het valt misschien alleen de zeer oplettende lezers van de Nieuwe Bijbelvertaling op, maar af en toe verspringt daarin de versnummering. Zo volgt op Markus 7:15 niet vers 16, maar vers 17. In de nieuwe NBV21 is dat net zo. Waar is dan vers 16 gebleven? In deze bijbelblog leg ik uit wat hier aan de hand is, en ook waarom er eigenlijk niet zoveel aan de hand is.
Zestien ontbrekende verzen
Zo’n verspringende versnummering komt zestien keer voor in het Nieuwe Testament. Zie de lijst aan het einde van deze bijdrage. De reden is eigenlijk eenvoudig: oudere vertalingen en edities van de grondtekst hebben die verzen wel, maar de recentere edities van de grondtekst laten de tekst van de verzen weg, met als direct gevolg dat de versnummering verspringt.
Verschillen in de oudste handschriften
Waarom is de tekst van de edities dan veranderd? Voortschrijdend inzicht is hier het sleutelwoord. Vóór de boekdrukkunst kon het Nieuwe Testament, net als elk ander geschrift, alleen met de hand vermenigvuldigd worden. Gelukkig zijn er duizenden handschriften van het Nieuwe Testament bewaard gebleven, maar deze verschillen wel op sommige plaatsen van elkaar. Dat is nu eenmaal het lot van elke tekst die door middel van afschrijven wordt overgeleverd.
Aanvechtbare keuzes
Toen de grondtekst van het Nieuwe Testament in de zestiende eeuw voor het eerst werd gedrukt, gebruikte men niet de beste handschriften, en ook niet de beste methodes om beslissingen te nemen als er verschillen waren. Men beschikte eenvoudigweg niet over voldoende informatie. De wetenschap van het uitgeven van teksten stond ook nog in de kinderschoenen.
Het resultaat was zeker geen slechte tekst, maar ook zeker niet de beste. Het was bovendien een tekst met een groot aantal eigenaardigheden en toevalligheden. Deze tekst, die teruggaat op Erasmus, staat bekend als de Textus Receptus, de ‘algemeen aanvaarde tekst’: in de eerste eeuwen na de boekdrukkunst was dit de vorm die als vanzelfsprekend gold, en waar maar weinig mensen principiële vragen bij stelden.
Voortschrijdend inzicht
In de loop der tijd ontwikkelde zich echter de editiewetenschap en kwamen er ook veel meer handschriften beschikbaar. Die twee factoren samen zorgen ervoor dat de huidige edities op een veel betere basis staan dan die van de zestiende en zeventiende eeuw. Natuurlijk blijven er op sommige punten nog wel onzekerheden bestaan, gewoonweg omdat de allereerste handschriften allemaal verloren zijn gegaan.
Verzen pas laat genummerd
Het was ook in de begintijd van de gedrukte tekst dat de versnummering die we nog steeds gebruiken werd ingevoerd. De drukker en uitgever Robertus Stephanus deed dat in 1551, vooral om het mogelijk te maken nauwkeurig te verwijzen naar bepaalde passages. Zijn systeem werd al snel overgenomen in vooral protestantse uitgaven, maar ook daarbuiten, en het groeide uit tot een standaard nummering die bijna niet meer weg te denken is.
Terzijde moet ik wel zeggen dat er ook wel wat haken en ogen aan die versnummering zitten. Het eerste probleem is al dat ze nogal willekeurig lijkt. Stephanus moet nogal haastig en op gevoel gewerkt hebben, met als gevolg heel lange en heel korte verzen en alles ertussenin, en ook af en toe overgangen op onlogische plaatsen. Het tweede probleem is eigenlijk ernstiger, hoewel minder de schuld van Stephanus. De versnummering werkte in de hand dat lezers elk vers als een aparte alinea konden gaan zien. Zo werd de tekst namelijk ook afgedrukt. De volgende stap was dan gauw gemaakt: je kon elk vers zonder moeite uit het verband rukken en als bewijsplaats gebruiken. Losse uitspraken kwamen zo in plaats van verhalen en betogen. Elk vers kreeg in theorie hetzelfde gewicht.
Niet opnieuw nummeren
Dat laatste verklaart misschien wel de gevoeligheid die je soms tegenkomt bij de tegenwoordig ontbrekende verzen, maar het zal inmiddels duidelijk zijn dat het hier eigenlijk om iets toevalligs gaat. De huidige edities hebben soms nu eenmaal een tekst die korter is dan die van de eerste edities, en toevallig betreft dat dan soms een heel vers of zelfs meer volgens de nummering van Stephanus. En omdat die nummering zo is ingeburgerd kiezen uitgevers en vertalers er terecht voor om de tekst niet opnieuw te nummeren, maar de nummering dan maar te laten verspringen, vaak wel met een verhelderende aantekening.
Latere toevoegingen
Het voorbeeld van Markus 7:16 laat dit mooi zien. De Statenvertaling heeft dit vers wel (‘Soo yemandt ooren heeft om te hooren, die hoore’), eenvoudigweg omdat de grondtekstedities van destijds het vers ook hadden. Inmiddels is echter gebleken dat het om een latere toevoeging gaat. Belangrijke oude handschriften hebben het zinnetje niet, en het is ook goed te verklaren waarom het in veel handschriften op deze plaats terecht is gekomen.
Hoe toevallig het allemaal is blijkt ook wel uit het volgende: ongeveer dezelfde toevoeging over het ‘oren hebben om te horen’ komt in de handschriften wel vaker voor. Het zinnetje kon immers mooi als afsluiting bij het voorlezen van schriftgedeeltes dienen. Deze toevoegingen (in Mattheüs 25:29, Lukas 8:15; 12:21, 13:9 en 21:4) waren echter geen onderdeel van de zestiende-eeuwse edities, en kregen dus ook nooit een eigen versnummer.
Toeval
Een ander goed voorbeeld is Mattheüs 18:11. De Statenvertaling heeft het (‘Want de Sone des menschen is gekomen om salich te maken dat verloren was’), maar de huidige edities laten deze zin weg, met de beste handschriften. Zo is het vers komen te vervallen. Ook hier blijkt het toevallige karakter van het verschijnsel ‘ontbrekende verzen’, want bij Lukas 9:55–56 is een soortgelijke toevoeging ook weggelaten in de huidige edities, maar daar bleef na het weglaten ervan nog net voldoende van beide verzen over om de nummering niet te laten verstoren.
Terecht weggelaten
Er ontbreken kortom geen verzen in vertalingen als de Nieuwe Bijbelvertaling, alleen is de gebruikte grondtekst op sommige plaatsen korter. Omdat de versnummering niet veranderd is, komt het zo’n zestien keer voor dat een heel vers nu zonder tekst blijkt te zijn. Ten opzichte van de oudere edities lijken zulke verzen dan weggelaten, maar je moet eigenlijk omgekeerd zeggen dat ze ten onrechte in de zestiende-eeuwse edities stonden, omdat het bij nader inzien om latere toevoegingen gaat. Dat laatste kon men toen echter in de meeste gevallen niet weten, en omdat ze erin stonden, kregen ze destijds ook een versnummer.