Apocrief of deuterocanoniek? Omstreden bijbelboeken in Statenvertaling en NBV
Wie de Nieuwe Bijbelvertaling wil kopen kan kiezen voor een uitgave met de 'deuterocanonieke boeken', of voor een iets goedkopere zonder die boeken. Dat gold voor de NBV uit 2004, maar het geldt ook voor de splinternieuwe NBV21. Hoe kan het dat die verschillende edities er zijn? En welke kun je het beste kiezen? Om die vraag te beantwoorden gaan we eerst terug naar de bekende Statenvertaling uit 1637.
Nieuwe Testament
De protestantse makers van de Statenvertaling wisten dat er wel eens getwijfeld was aan het gezag van een paar brieven in het Nieuwe Testament, zoals die van Jakobus, de tweede brief van Petrus, en die aan de Hebreeën. Maar die twijfels vonden ze sowieso onterecht. Voor hen was duidelijk dat de schrijvers van deze brieven geïnspireerd waren door God zelf en dat de inhoud onfeilbaar was.
Oude Testament
Maar net als Maarten Luther en andere protestanten hadden de vertalers meer twijfels bij een aantal boeken die christenen al heel lang als onderdeel van het Oude Testament beschouwden. Het ging om boeken als Judit, Tobit, 1 en 2 Makkabeeën en Wijsheid van Jezus Sirach. Ook bij delen van de boeken Ester, Jeremia en Daniël vroegen ze zich af of die wel deel mochten uitmaken van het Oude Testament. En dat hoewel christenen die teksten al heel lang beschouwden als `canoniek’, oftewel gezaghebbend.
Net als de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) kwamen de Statenvertalers tot de conclusie dat deze delen van het Oude Testament niet canoniek waren. Ze hoorden dus niet bij de eigenlijke Bijbel.
Wees gewaarschuwd!
De makers van de Statenvertaling namen de omstreden boeken nog wel op, maar alleen omdat dat nu eenmaal gebruikelijk was. Ze namen zelfs een paar boeken op die de Rooms-Katholieke Kerk inmiddels afwees, zoals 3 Ezra en 3 Makkabeeën. Ze maakten van al deze boeken een apart onderdeel, helemaal aan het einde, na het Nieuwe Testament.
Daarvóór plaatsten ze een zogenaamde Waerschouwinge aen de lesers van de apocryphe boecken. Het is interessant dat ze hun beslissing hier zo uitvoerig verantwoordden. Die verantwoording kon ook moeilijk ontbreken, omdat hun keuze zo ongewoon was. Ik loop nu eerst hun argumenten langs. Later geef ik aan of we ze nog steeds als overtuigend kunnen beschouwen.
Niet geschreven door profeten
De Waerschouwinge beweert dat de `apocriefe’ (letterlijk: verborgen) boeken niet geschreven zijn door profeten. Kennelijk zagen de vertalers Mozes als de profetische schrijver van de eerste vijf boeken van het Oude Testament. Bij andere boeken dachten ze aan andere profeten. De apocriefe boeken komen uit de tijd na de profeten. Daarom zijn ze volgens de Waerschouwinge niet onfeilbaar.
In het Grieks
Verder vermelden de vertalers dat de onomstreden boeken van het Oude Testament stuk voor stuk geschreven zijn in het Hebreeuws. Van de apocriefe boeken kennen ze alleen de Griekse of Latijnse versie. Dat zien de vertalers als een teken dat ze er niet bij horen.
Daar komt nog het een en ander bij: Ook het jodendom erkent toch alleen de in het Hebreeuws geschreven boeken? En in het Nieuwe Testament citeren Jezus en anderen toch alleen uit deze boeken en niet uit de apocriefe? Dan is er toch geen discussie meer mogelijk?
Ongeloofwaardige inhoud
Ten slotte gaan de vertalers in op de inhoud van de apocriefe boeken. Die vinden ze hier en daar vreemd of zelfs aanstootgevend. Daarover straks meer. Ze wijzen ook op allerlei historische onjuistheden. De conclusie is duidelijk: deze boeken zijn ongeloofwaardig. In latere edities van de Statenvertaling worden de apocriefe boeken daarom helemaal niet meer opgenomen.
Kritiek ging te ver
De makers van de Statenvertaling hebben hun huiswerk goed gedaan. Het zou daarom flauw zijn om hun beslissing te veroordelen door te wijzen op gegevens die zij nog niet kenden. Toch kunnen we hun argumenten niet meer zomaar overnemen.
Duidelijk is dat de vertalers kritischer naar de apocriefe boeken keken dan naar de onomstreden boeken. Ook in een canoniek boek als Daniël komen historische onjuistheden voor, maar daar gaan ze niet op in. Inmiddels weten we bovendien dat dat boek pas heel laat geschreven werd, net als de meeste apocriefe boeken.
Antikatholiek
De criteria van de vertalers waren ook nogal protestants. Zo wezen ze de omstreden boeken mede af omdat het mensbeeld nogal positief leek. En in 2 Makkabeeën 12 wordt verteld dat Judas de Makkabeeër offers liet brengen voor overledenen die net voor hun dood gezondigd hadden. Dat deed te veel denken aan de Rooms-Katholieke missen voor de overledenen.
Hadden de vertalers kritischer naar de onomstreden boeken gekeken, dan hadden ze daar ook uitspraken gevonden die niet klopten met hun protestantse overtuiging. De bewering "Ik ga mijn weg zonder dwalen" (Psalm 26:11) bijvoorbeeld sloot niet aan bij hun nadruk op de menselijke zondigheid.
Dode Zeerollen
Ook het taalargument blijkt niet op te gaan. Vanaf 1947 werden de Dode Zeerollen ontdekt. Daaruit blijkt dat het boek Wijsheid van Jezus Sirach oorspronkelijk geschreven was in het Hebreeuws en het boek Tobit in het Hebreeuws of het Aramees. Verder blijkt het Hebreeuwse boek Jubileeën behoorlijk veel gezag te hebben gehad, in elk geval in de gemeenschap in Qumran.
Farizeeën
Voordat Jeruzalem in het jaar 70 verwoest werd door de Romeinen, bestonden er in het jodendom veel verschillende stromingen. Welke boeken als canoniek beschouwd werden was per stroming verschillend. Een van de belangrijkste stromingen was die van de Farizeeën. Die kende vooral gezag toe aan de boeken Genesis tot en met 2 Koningen, de profetenboeken (Jesaja t/m Maleachi) en de Psalmen.
Na het jaar 70 werd de Farizese stroming nog dominanter en verdwenen de andere richtingen bijna. Toen ontstond langzamerhand een duidelijke lijst van onomstreden boeken. Eerst was er nog wel twijfel over Ester, Prediker, Hooglied en de Wijsheid van Jezus Sirach. Maar uiteindelijk viel alleen dat laatste boek uit de boot, al werd de Hebreeuwse tekst nog eeuwenlang overgeschreven, kennelijk omdat die toch belangrijk gevonden werd.
Joodse keuze overgenomen
De keuze van de Statenvertalers gaat terug op die joodse beslissing na het jaar 70. Als je kijkt naar de verwijzingen in het Nieuwe Testament, krijg je de indruk dat de eerste christenen ongeveer dezelfde bijbelboeken als canoniek beschouwden als de Farizeeën. De verwijzing naar 1 Henoch in de brief van Judas (14-15) is een uitzondering. Er is dus zeker een oude basis voor de keuze van de Statenvertalers.
Opvallend is wel dat het jodendom de afbakening verdedigde door te stellen dat de goddelijke inspiratie na de profeten stopte. De makers van de Statenvertaling waren juist van mening dat het hoogtepunt toen nog moest komen: Jezus Christus.
Deuterocanoniek
De apocriefe boeken kwamen in latere uitgaven van de Statenvertaling en ook in de NBG-vertaling uit 1951 niet meer voor. Ze zijn in bepaalde edities van de NBV en NBV21 wel weer opgenomen, tussen het Oude en het Nieuwe Testament, net als eerder bij Luther. Ze worden daar aangeduid met de term `deuterocanoniek’. Die van oudsher Rooms-Katholieke term geeft aan dat deze boeken gezag hebben, maar minder dan de andere bijbelboeken.
Ik moet zeggen dat ik dit een gelukkige keuze vind. Deze boeken waren binnen het christendom pas vanaf de Reformatie echt omstreden. De term `deuterocanoniek’ maakt bovendien duidelijk dat niet alle bijbelboeken van oudsher even gezaghebbend waren.
Liever met dan zonder
In de `deuterocanonieke’ boeken staan indrukwekkende verhalen. Een mooi voorbeeld is 2 Makkabeeën 7. Het laat zien dat het geloof in een lichamelijke opstanding niet pas in het christendom opkwam. Zo helpen deze boeken om meer zicht te krijgen op de achtergrond van het Nieuwe Testament.
Redenen genoeg dus om de ietsje duurdere NBV21 mét die extra boeken aan te schaffen. Maar deze boeken blijven omstreden, zowel in het christendom als het jodendom. En daarom lijkt het me onjuist om ze op te nemen in de leesroosters voor protestantse kerkdiensten.