Wijzen uit het Oosten?
In Mattheüs 2:1 lezen we: ‘Toen Jezus geboren was, in Betlehem in Judea, tijdens de regering van koning Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan.’ (NBV21). Niet elke bijbelvertaling heeft het hier over ‘magiërs’. Vele vertalingen hebben ‘wijzen’, en zo staan ze ook in de kerststal, als ‘de Wijzen uit het Oosten’. In niet-Nederlandse vertalingen gaat het ook zo, en daar kom je bovendien nog ‘astrologen’ en ‘sterrenduiders’ tegen. De zaak is nog ingewikkelder, want het feest dat aan hen gewijd is heet ‘Driekoningen’. Als ‘wijzen’ of ‘koningen’ komen ze ook in geliefde kerstliederen voor. Wat zijn het nu: magiërs, astrologen, wijzen, koningen? En zijn het er wel drie? In deze bijbelblog probeer ik de verwarring enigszins weg te nemen, en ook te verklaren waar de verschillende ideeën vandaan komen.
Magie en astrologie
De NBV en NBV21 hebben het hier bij het juiste eind: de evangelist gebruikt hier het Griekse woord voor magiër, ‘magos’ (de termen zijn zelfs duidelijk etymologisch verwant). De vraag is natuurlijk wel wat we ons in dit verband bij ‘magiër’ en ‘magie’ moeten voorstellen.
Gelukkig geeft het verhaal zelf een paar aanwijzingen: de magiërs komen uit het Oosten, en ze hebben een ster zien opgaan die ze met de geboorte van een koning verbinden. Zo roept Mattheüs een beeld op van in zijn tijd bekende Oosterse geleerden die zich met magie en astrologie bezighielden, bijvoorbeeld in de lijn van Zoroaster in Perzië. Zijn lezers kunnen gedacht hebben aan de magiërs die ook in het bijbelboek
voorkomen. Verdere details geeft hij niet. Ik denk met opzet, want ze zouden toch maar afleiden van het verhaal.Uit welk land?
Met zulke vage aanduidingen is de uitlegtraditie echter zelden tevreden, en het lot van deze magiërs is daar wel een van de duidelijkste voorbeelden van. Uitleggers willen ze graag nader lokaliseren. Zo komen ze op Perzië, dat de grootste reputatie van magie had, of Babylon, beroemd juist vanwege de astrologie, of Arabië, waar je het gemakkelijkst de geschenken vandaan haalt die de magiërs meebrachten. Mattheüs houdt het bij ‘het Oosten’ en verder moet je niet willen komen.
Inconsequente vertalingen
Veel vertalingen, zoals gezegd, hebben in Mattheüs 2 niet ‘magiërs’, maar ‘wijzen’. Dat begint al met de Deux-Aesbijbel in 1562, gevolgd door de Statenvertaling van 1637, en het gaat door tot vandaag, met ‘wijze mannen’ in de Bijbel in Gewone Taal (2014). Hier is natuurlijk wel iets voor te zeggen, want Mattheüs laat zijn lezers eenvoudigweg aan Oosterse tradities van geleerdheid denken.
Toch verdoezelt het woord ‘wijzen’ ook het een en ander, en dat lijkt ook wel de bedoeling. Magie heeft in de christelijke traditie immers een slechte naam. Dit blijkt uit Handelingen, waar in hoofdstukken 8 en 13 dezelfde Griekse woorden als in Mattheüs 2 voorkomen, maar nu voor tegenstanders van de jonge Jezusbeweging. Al deze bijbelvertalingen hebben daar opeens wel termen als ‘tovenaar’ en ‘toverkunst’.
Terzijde: een vertaling als de Statenvertaling heeft de reputatie ‘concordant’ te zijn, dat wil zeggen: hetzelfde Griekse woord steeds met hetzelfde Nederlandse woord weer te geven. Die reputatie is vaak niet terecht, en ook hier niet. Opvallend genoeg is juist de NBV hier wel concordant, terwijl dat niet tot de doelen of regels van deze vertaling behoort.
Magie als weg naar Jezus
Zulke moeite met magie is in het christendom al heel oud . Zo worstelde Augustinus met het idee dat bij Mattheüs astrologische kennis mensen tot aanbidding van Jezus zou brengen. Hij schoof daarom een goede engel naar voren: alleen dankzij hem konden de magiërs weten wat ze moesten doen toen de ster opging. Zo’n idee komt nog bij Calvijn terug: de ster (of komeet) alleen was niet genoeg, er was ook een geestelijke openbaring nodig.
Augustinus maakte er ook een bekeringsverhaal van. De magiërs gaan model staan voor heidenen die zich tot het christendom bekeren. Zo vonden de kerkvaders de ‘oplossing’ voor het voorkomen van ‘goede’ magiërs. Ook al lijkt hij even via magie te vinden, Jezus is in feite het einde van de magie. Augustinus vond zelfs een extra spoor van bekering in het verhaal, wanneer de magiërs ‘langs een andere weg’ terugreizen. Dat laatste was nogal gezocht, omdat de tekst zelf al een duidelijke reden voor de andere terugweg bevat: Herodes mag geen informatie van de magiërs krijgen.
Drie koningen
Zoals je bij Daniël en trouwens ook in Egypte kunt zien, stonden magiërs vaak in dienst van koningen. Waarom zijn ze dan in de traditie, ongeveer vanaf de zesde eeuw, zelf koningen geworden? De onderzoekers zijn het over deze vraag niet helemaal eens. De meesten voeren de verandering terug op een paar teksten uit het Oude Testament, waar buitenlandse koningen komen aanbidden (Psalm 72:10–11) en zelfs met geschenken als wierook en goud arriveren (Jesaja 60:3 en 6). Het zou zo een mooie parallel met de os en de ezel vormen, die vanuit Jesaja (1:3) de kerststal zijn komen vullen.
Het lijkt er echter op dat al eerder, onder meer bij alweer Augustinus, de magiërs als dienaren van koningen hen ook vertegenwoordigen in de aanbidding van Jezus. Samen met het verhaalgegeven dat zij zelf bij koning Herodes naar de koning der Joden vragen, zal dit idee de stap van magiërs naar koningen gemakkelijk hebben gemaakt. Het moet ook een welkome boodschap zijn geweest: tot koningen aan toe is iedereen aangewezen op aanbidding van Jezus.
Dat het om een drietal magiërs zou gaan staat niet in het verhaal. Het is kennelijk ontleend aan het feit dat er sprake is van drie geschenken, naast dat drie natuurlijk gewoon een mooi getal is. Het drietal is in bijna alle voorstellingen doorgedrongen, maar ook andere aantallen komen voor (vier, zes, twaalf, of zelfs veertien).
Kunst
De populariteit van het verhaal heeft talloze schrijvers geïnspireerd, en de aanbidding door de magiërs is ontelbare keren afgebeeld in de geschiedenis. Hier ligt de verklaring voor de steeds verdere invulling van het verhaal, met namen, kleren, aanbiddingsposes en reisroutes. Zo wilden commentatoren de hele heidense wereld vertegenwoordigd zien, en lieten ze de magiërs uit drie continenten komen. Zo konden en kunnen schilders niet anders dan hun lezing en uitleg van het verhaal uitbeelden. In die rijkdom kan de eenvoud van het verhaal van Mattheüs wel eens ondergesneeuwd raken, dat wel. En belangeloos is al die verwerking ook niet, zoals het wegvertalen van ‘magiërs’ en de verschuiving naar ‘koningen’ laten zien.