Advent met Jesaja: de wolf en het lam
Het lijkt wel de titel van een sprookje. De profeet Jesaja ziet een mooi visioen: wilde dieren die in vrede samenleven met zwakkere dieren die ze in het gewone leven zomaar zouden opeten (Jesaja 11:1-8). Het is een bekende adventstekst. Jesaja spreekt zijn profetie allereerst uit voor mensen in zijn eigen tijd, maar zijn inspirerende toekomstverwachting daagt telkens weer uit tot nieuwe uitleg.
Moeilijke tijden
Jesaja maakt zich zorgen over de politiek van koning Achaz. De koning was bang om aangevallen te worden door de grootmacht Assyrië. Daarom had hij een verbond gesloten met de koning ervan. Daar moest Achaz wel flink voor betalen en Jesaja ziet hoe de bevolking in Juda daaronder lijdt. De belastingen schieten omhoog, en de kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter.
Hoop op een koningskind
Vermoedelijk is het in diezelfde tijd dat Abi, de vrouw van koning Achaz, zwanger is. Jesaja hoopt samen met zijn tijdgenoot Micha dat de geboorte van het komende koningskind een nieuwe en betere tijd zal inluiden. De enige zoon van Achaz is namelijk gesneuveld in de strijd en de koning zelf heeft inmiddels een slechte gezondheid. Om verschillende redenen is het dus een tijd om uit te zien naar een jonge koning, die het beter zal doen dan zijn vader. Jesaja en Micha hopen daar echt op. Dat blijkt wel door de vele keren dat ze erover spreken (Jesaja 7:10-17; 9:5-9; 11:1-5; Micha 4:9-10; 5:1-4).
Visioen van vrede
Van de nieuwe koning wordt veel verwacht. Zoveel, dat het nauwelijks voorstelbaar is. Jesaja profeteert dat door hem een haast paradijselijke wereld zal aanbreken. Dan zal een wolf zomaar bij een lammetje liggen, een panter bij een bokje, een kalf bij een leeuw. En een klein kind zal gewoon spelen bij het hol van een slang. Jesaja ziet het al helemaal voor zich. Het tafereel heeft heel wat schilders geïnspireerd, zoals bijvoorbeeld Edward Hicks (1780-1849).
Beeldspraak?
Het is ook een prachtig visioen om naar uit te zien. De vraag is alleen wel wat Jesaja ermee bedoelde. De dieren blijken méér te zijn dan alleen maar een mooi plaatje. Zoals de stronk en het twijgje in vers 1 beeldspraak zijn voor een nakomeling van David, zo zijn ook de dieren beeldspraak. In Jesaja 11:9 wordt het visioen uitgelegd: Jesaja bedoelt dat er een tijd zal aanbreken waarin er geen kwaad meer gedaan zal worden, omdat de hele aarde God zal kennen.
In die tijd van Jesaja is die mooie profetie nooit helemaal uitgekomen. Het beloofde koningskind is wel geboren, koning Hizkia, maar hij bleek uiteindelijk niet zoveel beter dan zijn vader. Zo blijft de profetie van Jesaja open naar de toekomst toe. En zo kon men de beeldspraak van het komende vrederijk telkens op nieuwe wijze uitleggen in verschillende tijden.
Nieuwe tijden met nieuwe uitleg
Zo komen dezelfde beelden aan het eind van het boek Jesaja ook weer voor. Maar als die woorden geschreven worden is de stad Jeruzalem al verwoest. De ballingschap is net voorbij en voorzichtig keren mensen weer terug naar Jeruzalem. De krachtige beeldspraak van Jesaja krijgt nieuwe betekenis als de stad Jeruzalem weer opgebouwd moet worden (Jes. 65:25). Het samenleven van wolf en lam wordt dan zo uitgelegd, dat er geen vijanden meer zullen zijn die kwaad zullen doen op de berg van Jeruzalem.
En weer later, omstreeks 200 voor Chr., wordt de profetie van het vrederijk geactualiseerd door een man met de naam Jezus ben Sirach. Hij leeft in een woelige tijd met veel strijd. Hij gebruikt de dierenbeelden om de ellende in zijn eigen tijd te beschrijven (Sirach 13:17-19) en vraagt of zo'n visioen van vredig samenlevende dieren wel zo realistisch is:
Hoe kan een wolf omgaan met een lam? Net zo min gaat een zondaar om met een vroom mens. Hoe kan er vrede zijn tussen een hond en een hyena, tussen een arme en een rijke? De wilde ezels in de steppe zijn de prooi van leeuwen, de armen zijn de weidegronden van de rijken.
Leiders als wrede dieren
In de wereld waarin de Bijbel is ontstaan werden machtige mensen zoals koningen wel vaker beschreven als sterke dieren, terwijl hulpeloze mensen juist worden getekend als lam of als andere zwakkere dieren. Zo zegt Spreuken 28:15:
Een goddeloze die een arm volk in zijn macht heeft, is als een brullende leeuw, een ziedende beer.
En in Psalm 58:4-5 wordt van onrechtvaardige, machtige mensen gezegd:
Van de moederschoot af zijn ze van God vervreemd, vanaf hun geboorte dwalen die leugenaars. Giftig zijn ze als een bijtende adder, doof als een slang die zijn oren sluit,
En de profeet Ezechiël zegt van de leiders van Israël die de eigen bevolking onderdrukken dat ze leeuwen en wolven zijn die hun prooi verscheuren (Ezechiël 19:3; 22:27).
Ook buiten Israël worden leiders wel beschreven als wilde dieren die het eigen volk verscheuren. Zo is uit het oude Egypte zelfs een soort stripverhaal bekend (uit de 13e/12e eeuw voor Chr.). Een farao is er als leeuw getekend, terwijl hij schaak speelt met een antilope. Ieder die het zag, kon zo begrijpen dat dit niet goed zou aflopen.
Lam en beer
Uit de eerste eeuw voor Chr. is een joods lied bekend dat vertelt over een gevecht tussen een lam en een wild dier. Je zou denken dat ook dat wel verkeerd moet aflopen, maar dat is niet het geval. Het lied gaat in werkelijkheid namelijk over David (het lam) en Goliath (zowel leeuw als beer). In het boek Openbaring komt dat gevecht tussen lam en beest weer terug. In Openbaring 13:2 is de tegenstander van het lam zelfs alle dieren tegelijk die ook door Jesaja al werden genoemd: panter, beer en leeuw.
Telkens weer is die beeldspraak van Jesaja opnieuw uitgelegd. In het Nieuwe Testament wordt het visioen gezien als een grootse profetie over Jezus (Rom. 15:12; 2 Tess. 2:8). Jezus brengt de vervulling van het visioen dichterbij, maar toch is dat vrederijk nog geen werkelijkheid. Jezus waarschuwt zijn leerlingen zelfs: "Ga op weg, en bedenk wel: ik zend jullie als lammeren onder de wolven" (Lucas 10:3; vgl. Matt. 10:16).
Hoop en verwachting
Moeten wij het nu dan maar doen met het "nog niet" van dit visioen? Zo is het nu ook weer niet, want er is immers al een twijgje uitgelopen (Jesaja 11:1). Met de komst van het kind in de kribbe kan vanuit het visioen van Jesaja gezegd worden dat er een Lam is dat regeert. Een nieuwe Davidszoon. Nu luidt een oud gezegde: "De mens is de mens een wolf''. Dat is helaas maar al te vaak waar. Maar het visioen van Jesaja kan ook een beeld zijn om onszelf aan te spiegelen.