Waarom je juist met Advent een hert in je boom kunt hangen
Het is misschien wel het meest gelezen Bijbelboek. Het boek van de Psalmen. Er wordt uit gelezen en gezongen, er zijn talloze berijmingen, bewerkingen en poëtische reacties van dichters op het Psalmboek. Toch weten we maar weinig zeker over de Psalmen. Wanneer zijn ze geschreven en door wie? Is de volgorde bewust zo gekozen of is het een losse verzameling? Is het Psalmboek samengesteld om in de tempel te gebruiken, of is het meer een leesboek voor persoonlijk gebruik? Eén van de dingen die al eeuwen vraagtekens oproept zijn de opschriften boven de psalmen.
De hinde in het Psalmboek
Bij 116 psalmen staat er boven de psalm een korte regel die aan de psalm voorafgaat, maar er niet helemaal bij hoort. Die opschriften zijn heel verschillend. Sommige verwijzen naar een persoon, aan wie de psalm wordt toegeschreven. David is de bekendste, maar ook Asaf, Salomo en Mozes komen voor. Andere opschriften verwijzen naar een genre, zoals gebeden, liederen en kunstige gedichten. Daarnaast zijn er opschriften die verwijzen naar de cultus waarbinnen de psalmen hebben gefunctioneerd. Er worden zangers genoemd, waaronder de zonen van Korach; er wordt naar muziek verwezen, van snarenspel of andere instrumenten; en af en toe is er een rituele verwijzing, bijvoorbeeld naar de sabbat of de inwijding van de tempel.
Maar er zijn ook opschriften die moeilijk te begrijpen zijn. Omdat er een woord in staat, dat nergens anders voorkomt. Of omdat ze iets betekenen dat nergens op lijkt te slaan. Eén zo'n opschrift staat boven Psalm 22: “Over een hinde in de dageraad”. Hoe je ook je best doet, het lijkt onmogelijk om daarin een persoon of genre of muziekinstrument te zien.
(G)een melodie
De meeste Bijbelvertalingen kiezen daarom voor een wijsaanduiding. In de NBV staat bijvoorbeeld: “Op de wijs van De hinde van de dageraad”. Het opschrift zou dan verwijzen naar de melodie van een bekend lied, waarop de Psalm gezongen moet worden.
Deze theorie is bedacht door Calvijn. In zijn tijd gebeurde het vaak dat voor een kerkelijk lied een bekende melodie werd gebruikt. Luther deed dat bijvoorbeeld ook. Maar Calvijn was daar tegen. Hij was bang dat de gelovigen door zo’n melodie zouden worden afgeleid van de woorden van het lied. Om dezelfde reden was hij ook tegen het gebruik van instrumenten in de kerk. Als de muziek te mooi wordt, leidt het Woord eronder.
Calvijn geeft geen argumenten voor zijn theorie dat men in bijbelse tijden de Psalmen op bekende melodieën zou hebben gezongen en zulke argumenten blijken ook moeilijk te vinden in de uitlegtraditie vóór Calvijn. De oudste vertalingen, in het Grieks, Latijn of Aramees, noemen de mogelijkheid van een wijsaanduiding nergens; de kerkvaders schrijven er niet over en ook bij de middeleeuwse Joodse geleerden, die bij veel opschriften een muzikale verklaring geven, komt de theorie niet voor. In het Hebreeuws staat er in het opschrift van Psalm 22 een voorzetsel dat ‘op’ of ‘over’ betekent. Dat voorzetsel wordt nergens in de Bijbel gezien als een wijsaanduiding. Er zijn wel verschillende teksten te vinden waarin een lied wordt gezongen over iets. Zoals Jesaja 14:4 een spotlied over de koning van Babel en Amos 5:1 een klaaglied over Israël.
Ik denk dat het voorzetsel ook in het opschrift boven Psalm 22 over betekent. Een psalm van David, over de hinde in de dageraad. Daarmee krijgt het opschrift een andere functie. Het is geen aanwijzing voor de muzikale opvoering, maar een aanwijzing over de inhoud van de Psalm. Op één of andere manier gaat Psalm 22 over een hinde in de vroege morgen.
Mooi, vrij en dorstig
Waar kan de schrijver van het opschrift aan gedacht hebben? In het oude Nabije Oosten werden herten gezien als symbool van vrijheid en schoonheid. Met hun ranke benen bewegen ze sierlijk en ook in rotsachtig gebied komen ze moeiteloos vooruit. Denk aan Psalm 18:34 “Hij maakt mijn voeten als die van hinden.”
In de Bijbel wordt verder benadrukt dat een hinde haar jongen baart buiten het bereik van mensen. Alleen God helpt haar daarbij. Psalm 29:9 “De stem van de Heer doet de hinden kalven.” Zo is ze een beeld van de ongetemde natuur. Door hun snelheid zijn herten de ultieme prooi voor jagers. De strijd tussen herten en leeuwen is dan een geliefd thema, waarbij het hert door zijn snelheid vaak ontkomt.
Het hert in rust is ook een beeld van vrede. Op Judese zegels en Samaritaanse kunst van ivoor uit de 9e/10e eeuw voor onze jaartelling komen grazende herten voor, of hinden aan het water. Het verlangen van een hinde naar water is spreekwoordelijk in het oude Nabije Oosten. Zoals ook in in Psalm 42: 1 “Zoals een hinde smacht naar water, zo smacht mijn ziel naar U, o God.”
Hert en hinde zijn tenslotte ook geliefde beelden in oudoosterse liefdespoëzie. In Spreuken 5:19 beschrijft de dichter zijn geliefde als “zo lieflijk als een hinde, bekoorlijk als een ree”. In Hooglied 2:9 is het de man die zo wordt aangesproken. Het meisje noemt hem ”het jong van een hert”. In haar verlangen doet zij zelf weer denken aan de hinde, want ze zegt meerdere keren: “Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld, wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil.”
De hinde in Psalm 22
Als we nu met die beelden van herten en hinden in ons achterhoofd naar Psalm 22 kijken, dan lichten sommige verzen net anders op.
Het meest in het oog springend zijn de verzen 13-22, waar verschillende dieren de schrijver op een vijandige manier omsingelen. Zij “openen hun bek als een verscheurende, brullende leeuw” (14), zij “omringen mij als honden” (17). In vers 21 komt ook een menselijke jager in beeld. “Bevrijd van het zwaard mijn ziel, uit de greep van de hond mijn leven, red mij uit de muil van de leeuw, antwoord mij tussen de hoorns van de wilde stieren.” De verscheurende dieren, en de insluiting roepen associaties op met een hert als ideale prooi. Als je bedenkt dat het hert bekend staat om zijn snelheid, dan wordt het beeld extra indringend. Hier ontkomt het dier niet, zoals de “vaderen” in vers 2 “tot U riepen en ontkwamen”. De voeten zijn niet “als van hinden”, maar doorboord en niet meer in staat te springen.
Subtieler zijn de verzen 10-12, die God portretteren als verloskundige. Volgens de psalmschrijver heeft God die rol gespeeld aan het begin van het leven, maar nu het er op aan komt en de bidder in (barens)nood is, is er “niemand die helpt” (12). Weer is er een associatie met de hinde in het opschrift, die juist bij het baren door God geholpen wordt. Maar het contrast is confronterend.
De associatie wordt al opgeroepen in vers 2 “Waarom verlaat U mij, ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn gebrul?” Het laatste woord “gebrul” duidt op een krachtig, dierlijk geluid. Het roept gelijk aan het begin van de Psalm de vraag op wie er zo klaaglijk roept. Een leeuw, een worm? In het licht van het opschrift en de verlatenheid (12) en de jacht (13-22) lijkt het mij goed mogelijk bij dit geschreeuw aan een hinde te denken. Die schreeuwen alleen in uiterste nood, en daarvan is hier zeker sprake.
Een hinde die verlangt
Toch is het krachtigste beeld bij de hinde haar verlangen naar water. Zit dat ook in de Psalm? Op het eerste gezicht is er weinig dat daarop wijst, behalve misschien toch die krachtige beschrijving van droogte in vers 16. Maar als we bij de uitleg van het opschrift ook Psalm 42 betrekken, wordt de hinde een beeld van de gelovige die verlangt naar God. Zulk verlangen is in de Psalm goed terug te zien. In de manier waarop de schrijver God naar zich toehaalt (bijvoorbeeld in vers 2: “Mijn God, mijn God”), maar ook in de krachtige verwijten waaruit een diepe verbondenheid met God spreekt.
Maar waarom dan: de dageraad?
De dageraad is het moment dat het duister gaat wijken. Dat beeld past goed bij de Psalm, maar in de symboliek van de hinde speelt het geen rol. Misschien moeten we daarom een mogelijkheid die de joodse leraar Rasji noemt hier serieus nemen. Namelijk om niet ‘dageraad’ (Hebreeuws sjachar) te lezen, maar een woord dat erop lijkt, wat betekent: ‘verlangend’ (Hebreeuws sjochēr). Zo wordt het opschrift een beeld vol verwachting: een hinde die verlangt. Een beeld dat daarmee ineens ook passend wordt in advent: vol verwachting uitziend naar Gods komst in deze wereld. Hang dus gerust dat hert ook in de kerstboom. Als een beeld van verlangen en verwachting.