Heeft het christendom iets nieuws gebracht?
Sinds ongeveer het jaar 700 bestaat er een kerk in Nederland. Er begint iets nieuws. Christelijk gezegd breekt het licht door in het duister. Maar, hoe nieuw is dat licht nu werkelijk? Ook voor de komst van Christus bestonden er in ons land al vormen van geloof. In deze bijbelblog denken we na over de verhouding tussen christendom en wat eraan vooraf ging.
Instellingen als het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden laten aan de hand van allerlei voorwerpen zien hoe oud de Nederlandse geschiedenis is. De doden zijn al ver voordat het christendom kwam met aandacht bijgezet en van bijgaven voorzien, de begraafplaatsen werden onderhouden, offers werden gebracht. Het ligt dus voor de hand om de vraag te stellen: heeft het christendom werkelijk iets nieuws gebracht?
Voortzetting en vernieuwing
In het kader van de PThU-cursus ‘vroege religie’ hebben we enkele locaties in Nederland bezocht. Afgebeeld bij deze blog is de ruïne van de oude middeleeuwse kerk van Doornspijk, bij de oevers van de voormalige Zuiderzee. In deze omgeving kun je zien dat het christendom niet in alle opzichten verschilt van het heidense verleden. In bepaalde opzichten zet een kerkgebouw tradities voort die al eerder bestonden. Hieronder noemen we enkele voorbeelden van aansluiting bij het oude. Daarna gaan we in op de meeste opvallende vernieuwing die met het christendom meekomt: de Bijbel zelf, een schriftelijke uiteenzetting van het geloof.
Oriëntatie
Al voor de kerstening werden de meeste doden te ruste gelegd op een astronomische as, noord-zuid of oost-west. Nu gebeurt het in lijn met de richting van het kerkgebouw, naar de opkomende zon in het oosten toe. Die opkomende zon is naar christelijke opvatting tevens symbool van de opstanding van Jezus. De oriëntatie van het kerkgebouw is daarom een voortzetting van de oriëntatie van de graven, en niet omgekeerd. Dat is een mooi voorbeeld van de manier waarop oud en nieuw bij elkaar komen.
Een andere verbinding met vroeger is de aandacht voor het astronomische jaar. De oriëntatie op het oosten verwijst naar Christus (nieuw) maar ook naar de al veel langer bekende regelmaat in de baan van zon en maan (oud). Iedere bezoeker van een middeleeuws bedehuis kan tijdens de dienst zien hoeveel moeite gedaan is om de uren van de dag zichtbaar te maken in de lichtinval door de ramen. In de kerk is het echter niet zo dat de natuurlijke werkelijkheid zichzelf verklaart. Het is de Bijbel die het verhaal van Christus vertelt, en daarmee komt de waardering van de kosmos in een ander licht te staan. Zonder de Bijbel waren we daar niet toe in staat geweest.
Cremeren
Lang is ook het begraven zélf als christelijke vernieuwing gezien, in contrast met de gewoonte om de doden te cremeren in de voorafgaande IJzertijd. De zogenoemde urnenvelden uit die tijd waren wel georiënteerd, maar het ritueel was er toen een rond een brandstapel. In dit opzicht brengt de komst van de kerk rond het jaar 700 een verandering die tot op de huidige dag goed zichtbaar is: geen brandstapels meer, maar begrafenis. Daarbij valt op te merken dat crematie inmiddels (2020) ook in kerkelijke kring niet langer ongebruikelijk is. In dit opzicht bestaat er in de hedendaagse situatie geen onoverbrugbare afstand meer tussen gewoonten van voor en na de kerstening.
Het is een voorbeeld van de flexibiliteit die in de omgang met de Bijbel mogelijk is. Generaties lang wordt uit de Bijbel gelezen, en die generaties hebben ook zoiets als een eigen verantwoordelijkheid in de eigen omgang daarmee. Heel lang werd begraven als de enige bijbels verantwoorde norm beschouwd, maar dat is op dit moment niet langer het geval. Beslissingen worden aan de hand van de Bijbel genomen. Dat is kenmerkend voor het christendom. Maar dat wil niet zeggen dat iedere generatie dat doet op dezelfde manier.
Offer
Het offer vinden we in de voor-christelijke tijd terug in kostbare voorwerpen van brons of steen, soms zelfs in een mensenoffer. Al die zaken werden achtergelaten op bijzondere plaatsen in het landschap, zoals meertjes en waterlopen. De gangbare verklaring daarvoor is het principe van “do ut des”, ofwel: ‘Ik geef iets, opdat jij iets teruggeeft.’ In deze opvatting is het offer zoiets als een contract: de mens geeft iets, om daar van de godheid iets voor terug te krijgen.
Dat verandert met de komst van de kerk en de Bijbel. Na de kerstening verdwijnen de offers uit het Nederlandse landschap. In plaats daarvan komt het offer van Christus, zoals herdacht en gevierd tijdens het avondmaal (eucharistie): uniek voor het christelijk geloof. Opschriften op een graf noemen bovendien het offer van gewone mensen, zoals slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog of een liefhebbende moeder ‘die leefde voor anderen’. Brandende kaarsjes bij zulke graven lijken een kleine bescheiden offergave van de nabestaanden. Er wordt een balans gezocht tussen de traditie en het eigen leven. Aanhalingen uit Oud en Nieuw Testament laten zien dat het persoonlijke leven wordt uitgedrukt aan de hand van woorden die we niet zelf gemaakt hebben, woorden die door de geslachten heen ervaren worden als een openbaring van God.
Vernieuwing in de voortzetting
Een kerkgebouw laat op al deze manieren zien dat het christendom wel degelijk een nieuwe visie brengt. Kern daarvan is de bijbelse boodschap, verwoord in geschreven teksten. De opstanding van Jezus en de gedachte dat zijn dood verzoening aanbrengt tussen God en mens staan daarin voor de christen centraal. Deze op de Bijbel gebaseerde geloofsovertuiging kan samengaan met praktijken die ook bij andere culturen voorkomen. De voorouders blijven heel dichtbij. Ze liggen soms pal onder de voeten van de kerkgangers, of anders vlakbij op het kerkhof. De nabijheid van de generaties tot elkaar lijkt nog sterk op de heidense tijd. Maar hierbij gaat het eerder om een continue praktijk dan om een continue manier van denken. De Bijbel presenteert zich nadrukkelijk als nieuw. Vanaf nu komt de omgang met leven en dood in een ander licht te staan, namelijk van het Woord.
De geschiedenis draait niet in cirkels rond, maar ontwikkelt zich vanuit een begin naar Gods toekomst. Deze bijbelse visie staat niet per definitie tegenover andere tradities. De Romeinen brachten in ons land al het schrift en een veranderde opvatting van tijd. Bij een Romeinse mijlpaal wordt de passerende reiziger geacht drie dingen te doen: lezen, zijn plaats bepalen (binnen een netwerk dat de vorm van de aarde als een bol veronderstelt) én herinneren. Jaartallen (in de vorm van regeringsjaren) gaan ervan uit dat de reiziger de afstand tussen zichzelf en figuren uit het verleden kan meten. Deze lineaire opvatting van de tijd treffen we ook in de Bijbel aan.
Bijbel als innovatie
Het christendom is een Woordreligie. Dat werd al door de Germanen als iets bijzonders opgemerkt: de christelijke God maakt zich niet primair kenbaar in de natuur, maar in een geschreven document. Wanneer met Kerst Jesaja 9 wordt gelezen, dan krijgen thema’s uit het heidense verleden toch echt een ander, bijbels karakter: Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Zij die wonen in het land van de schaduw van de dood, over hen zal een licht schijnen.
Het is de Bijbel die het verband legt tussen God en mens. Psalm 36:10 zegt het zo: ‘In Uw licht zien wij het licht.’ ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’, voegt Psalm 119:105 daaraan toe. De verandering ten opzichte van oudere denkbeelden in Nederland wordt zo zichtbaar en voelbaar. We zien het natuurlijke licht nu ‘in Gods licht’. Daarmee bedoelen we te zeggen dat de natuurlijke werkelijkheid uitgelegd wordt aan de hand van Gods geschreven woord. De oude dingen komen in een nieuw licht te staan.
Kan ook naar aanleiding van de natuur iets gezegd worden over de inhoud van geloof? In de opvatting van Psalm 119 is dat slechts in beperkte mate het geval. De Psalm spreekt immers van een ‘zien’ bij Gods licht; een ander licht dan dat van de natuur of van de dingen. De natuur wordt gewaardeerd in verhouding tot God, die uit de schepping, maar toch vooral uit het Woord kenbaar is.
In feite betekent dit dat het christendom niet los van het Woord verkrijgbaar is. De boodschap van de kerk staat in rechtstreeks verband met de Bijbel. Die dient dan ook onderdeel te zijn en te blijven van het gesprek over godsdienst in
.