Vergeving na seksueel misbruik?
Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij anderen hun schuld vergeven. Het is een van de beginselen van het christelijk geloof. Maar kan dat zomaar na seksueel misbruik? En wat als dat gebeurde binnen de kerkelijke gemeenschap?
#MeToo
In 2017 laaide voor het eerst #MeToo op en was er veel te lezen over allerlei vormen van misbruik. Veel vrouwen, maar ook mannen, kwamen massaal met hun ervaringen naar buiten. Misbruik op straat, in een café, op school. Maar ook in de kerk zijn hierover de nodige verhalen te vinden. Wie aan misbruik in de kerk denkt, denkt al gauw aan jonge jongens en katholieke priesters. Maar ook volwassen vrouwen krijgen ermee te maken, en niet alleen in katholieke omgeving. En juist in de kerkelijke setting klinkt vaak al snel de vraag om vergeving.
Aan ‘vergeving’ kleven vaak een hoop vooronderstellingen en verschillende interpretaties. Voor de een betekent het ‘zand erover’, terwijl de ander vindt dat vóór vergeving op z’n minst schuldbekentenis en berouw moeten komen. Ook in de kerk is van oudsher veel over vergeving gesproken en gepreekt. Veelal met de boodschap: vergeef elkaar, want God vergeeft ons ook onze zonden. In veel gevallen is dat mooi en heilzaam. Maar kun je vergeven als je ten diepste gekwetst en beschadigd bent? Moet dat? En voor wie is dat uiteindelijk goed? Wat als degene die het leed veroorzaakt heeft, juist uit de kerk komt? Wat voor onrecht laten we gebeuren als we elkaar telkens maar blijven vragen te vergeven?
Schuld
Wie zelf grensoverschrijdend gedrag aan den lijve heeft ondervonden of verhalen kent van wie dat hebben meegemaakt, weet: vroeg of laat speelt altijd de vraag wiens schuld het was. Vaak voelen slachtoffers zichzelf in meerdere of mindere mate schuldig. ‘Had ik niet beter ergens anders met hem af kunnen spreken?’ ‘Had ik niet duidelijker ‘nee’ moeten zeggen?’ ‘Heb ik hem niet aanleiding gegeven te denken dat ik dit wilde?’
Het kunnen hardnekkige vragen zijn, waar de omgeving van het slachtoffer bewust of onbewust aan kan bijdragen. Wat had het slachtoffer zelf anders kunnen of moeten doen? Dit is een vorm van victim blaming; de schuld van wat er is gebeurd wordt bij de verkeerde partij neergelegd, namelijk bij het slachtoffer in plaats van bij de dader.
Waar een predikant, pastor of priester seksueel contact heeft met een lid van een gemeente of parochie, is sprake van een machtsverschil – zoals dat ook het geval is tussen bijvoorbeeld een leerling en een leraar. Met macht komt verantwoordelijkheid mee: wie de macht heeft, heeft de verantwoordelijkheid en daarmee de schuld. Dat is de basispositie van waaruit geredeneerd zou moeten worden – overigens zonder afbreuk te willen doen aan de eigen wil en bekwaamheid van het slachtoffer.
Vaak zijn situaties waarin misbruik zich afspeelt heel complex. Als het gaat om volwassenen, zijn er vaak allerlei partijen betrokken. Naast de predikant en het gemeentelid is er vaak sprake van gezinnen aan beide kanten, en ook de kerkenraad en/of gemeente raken betrokken – op z’n laatst wanneer het misbruik naar buiten komt.
In eerste instantie voeren ongeloof en twijfel vaak de boventoon. Hoe kan het dat dit zich in onze gemeente heeft afgespeeld? Deze predikant is juist altijd zo betrokken en aardig... Zou het gemeentelid in kwestie de predikant niet ‘gewoon’ verleid hebben? Is hier sprake van overspel? Moet de schuld niet bij het gemeentelid liggen: zij heeft immers deze hele pijnlijke situatie veroorzaakt…
Hoewel dit soort vragen te begrijpen is vanuit de pijn die een misbruiksituatie ook bij omstanders kan veroorzaken, komt de schuld daarmee bij het slachtoffer te liggen. En de stap voor een slachtoffer om met het verhaal naar buiten te komen is al zo ontzettend groot; de zelftwijfel en zelfverwijten zijn vaak sterk. Dan komt het erop aan hoe de gemeente reageert. Wie wordt verantwoordelijk gehouden, en welke consequenties worden daaraan verbonden? Als dan al te snel van het slachtoffer gevraagd wordt te vergeven, zit daar vaak de wens achter van ‘zand erover’.
Vergeven en vergeten. Maar dat vraagt tijd, vaak veel meer dan een aantal weken of maanden. Wat allereerst nodig is, is een luisterend oor. Een opschorten van oordeel – al is het maar tijdelijk. De aandacht voor en erkenning van het verhaal dat verteld wordt.
Beklemmend
De timing van de vergevingsvraag kan grote druk leggen op het slachtoffer. En ook inhoudelijk is de manier waarop in een kerkgemeente over vergeving gesproken wordt belangrijk. Een veelvoorkomende visie op vergeving is wat we zouden kunnen noemen ‘vergeving als christelijke kernwaarde’. Het is een visie die in de kerk en in de theologie oude papieren heeft en die er ook vandaag de dag nog terug te vinden is.
Men beroept zich op vergeving als waarde van de christelijke gemeente veelal op Bijbelteksten. Veelgenoemde teksten daarbij zijn het vers uit het Onze Vader: ‘Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij anderen hun schuld vergeven’ (naar Matteüs 6:12 en Lucas 11:4), de gelijkenis van de geldschieter die twee schuldenaren hun schulden zomaar kwijtschold (Lucas 7: 36-50) en Jezus’ oproep om tot zeventig maal zeven keer toe te vergeven (Matteüs 18:21-35). Achter deze visie op vergeving zit een kruistheologie waarbij Jezus’ lijden en sterven aan het kruis als ultiem teken van Gods verzoening met de mensheid gezien wordt. Daarbij wordt gesteld dat ieder mens van nature zondig is en Gods vergeving nodig heeft. Het besef dat ieder mens zondig is en Gods vergeving tegelijkertijd nodig én al ontvangen heeft, leidt dan tot een vergevingsvolle wijze van leven. Dat is een valide en in veel gevallen ook prachtig standpunt – zolang het niet gebruikt wordt om mensen tot vergeving te verplichten. Gods genadevolle vergeving wordt dan tot een beklemmend keurslijf. Dat is verkeerd gebruik, mis-bruik zou je kunnen zeggen, van theologie.
Bevrijdend
De manier waarop over vergeving gesproken wordt - en ook wanneer - doet ertoe. Want vergeving is ook iets heel moois. Vergeving, of het nu binnen of buiten de kerk geplaatst wordt, kan voor alle betrokken partijen bevrijdend werken. Soms kan het een stap zijn die nodig is om verder te komen. Maar vergeving gaat niet zonder erkenning van wat er gebeurd is - door de dader, of, als dat niet mogelijk is, door omstanders. Bij erkenning kan ook recht horen: justice. En recht, gerechtigheid en de bijbehorende bevrijding hebben ook sterke Bijbelse papieren. Ook dat komt gelukkig in de kerk aan bod. Hoe recht-doen, recht zetten van wat verkeerd is of was er precies uitziet, verschilt per persoon en per situatie.
Het gaat er hoe dan ook allereerst om dat het slachtoffer gehoord wordt, dat haar/zijn verhaal erkend en niet onder het tapijt geveegd wordt. Daarnaast is vergeving altijd iets dat vrijwillig geschonken moet worden. Iemand kan of mag nooit gedwongen of verplicht worden te vergeven, om wat voor reden dan ook. Vergeving kan bevrijdend en helend zijn, maar niet als zij als wet wordt opgelegd.
Nog steeds komt misbruik in de kerk vaker niet dan wel voor. Maar nog steeds zijn er ook voldoende verhalen die niet naar buiten gebracht worden. Als je in je eigen gemeente over vergeving (s)preekt, kan het zomaar zijn dat iemand luistert die nog twijfelt of zijn/haar verhaal aan het licht kan komen. Bevrijdend over vergeving spreken is op zo’n manier spreken dat mensen hun verhalen durven vertellen.
Lef
Misbruik in de kerk is per definitie een moeilijk, rauw onderwerp. Rauw zijn de verhalen van wie het meegemaakt hebben. Rauw is pijn die zo’n situatie bij alle betrokkenen veroorzaakt. Rauw zijn de breuken die ontstaan in gezinnen of gemeente. Het is geen makkelijk onderwerp om te bespreken. Het gebeurde in de doofpot stoppen of zo snel mogelijk weer ‘goed’ willen maken lijkt soms de gemakkelijkste oplossing.
Maar de gemakkelijkste oplossing is niet altijd de beste. Een slordig geheelde botbreuk moet ook opnieuw gebroken worden om fatsoenlijk te kunnen helen. Waar het om gaat is dat de gemeente een veilige plek kan, mag en moet bieden voor mensen die gekwetst en beschadigd zijn. Waar het om gaat, is dat er geluisterd wordt naar verhalen en ervaringen. Ook als dat ongemakkelijk en pijnlijk is. Ook als je het liever niet onder ogen ziet. Daar is moed voor nodig, lef. Het lef om verhalen te horen waarvan je niet wilt dat ze waar zijn. Het lef om voor de kant van het slachtoffer te kiezen. Het lef om erop toe te zien dat er recht gedaan wordt, ook als dat zware consequenties heeft. Het lef om kritisch te kijken naar de manier waarop jij en je gemeente over vergeving (s)preken. Dat daar pijn, twijfel en ongemak bij komen kijken, is onvermijdelijk.
Om echt te kunnen luisteren en vervolgens te durven handelen, is het nodig je te laten raken. Niet voor niets gaat het Nederlandse woord ‘lef’ terug op het Hebreeuwse lev, dat ‘hart’ betekent.