Houdt religie Jan Mulder en ons allen van het eeuwig leven af?
“Wordt het leven er leuker op als het eeuwig is? Dacht het wel!” Met uitspraken als deze liet Jan Mulder in de serie Het eeuwige leven van Jan Mulder de kijker de afgelopen weken delen in zijn zoektocht naar de onvergankelijkheid. De breedte van het begrip onsterfelijkheid werd mooi geïllustreerd. Zo was er aandacht voor de reparatie van kapotte lichaamsdelen, voortleven in het nageslacht, elektronische onsterfelijkheid en de roem van het voetbalshirt. Toch ontbrak er iets.
Gemiste kans
Dat was niet de ruimte voor kritische geluiden over de nadelen van een wereld waarin Jan en zijn vrienden niet meer doodgaan. Die kritische blik was er genoeg. Onder andere in de vorm van Kees van Kooten (wie eeuwig leeft kan vernieuwingen niet meer aan) en demograaf Jan Latten (wanneer mensen onsterfelijk zijn, gaan baby’s op de bon).
De gemiste kans lag in het gebrek aan inbedding in de religieuze geschiedenis. Volgens Mulder en zijn redactie staan religieuze tradities Jans zoektocht naar een eeuwig leven namelijk in de weg. ‘Geloof’ wil je immers laten accepteren dat het aardse leven eindig is en het echte leven in het hiernamaals is te vinden. Daar zit een kern van waarheid in. Zeker in christendom en islam is het vaak over het leven na dit leven gegaan. Religieuze literatuur vertelt ons echter ook over mensen op wie de dood geen vat had. Zo heeft zij de mensheid geholpen de onsterfelijkheid te verbeelden. In dit blog werk ik dit nader uit.
De zoektocht van Gilgamesj
Het Mesopotamische Gilgamesj-Epos (standaardeditie tussen 1300-1000 v. Chr.) heeft de zoektocht naar eeuwig leven als hoofdmotief. Na het verlies van zijn vriend Enkidu (is het niet de dood die ons zoeken naar eeuwig leven in werking zet?) gaat de deels goddelijke Gilgamesj op zoek naar de onvergankelijkheid. Na een reis waarin hij monsters verslaat en de tijd te slim af is, moet de held echter constateren dat het eeuwig leven te hoog gegrepen is. Het is slechts weggelegd voor één echtpaar, de vloedheld en zijn vrouw. Aan hen werd deze gunst verleend door de goden. Hoewel Gilgamesj nog wel een bijzonder verjongingskruid ontdekt en daarmee zichzelf weer tot een jonge god kan maken, blijkt ook deze vondst tevergeefs. Het kruid wordt hem al snel door een slang ontnomen. De alternatieve vorm van onsterfelijkheid die Gilgamesj wel rest? Hij bouwt een stad en wordt de held van zijn eigen magnum opus.
Adam en Eva
In het bijbelse verhaal van Adam en Eva (Genesis 2-3) gaf God het eerste mensenpaar de mogelijkheid om eeuwig te leven. Niet na hun dood, maar vanaf hun geboorte. Wat Jan Mulder zoekt, lag daar voor het oprapen: onsterfelijkheid met huid en haar en ook nog eens met een partner! De onsterfelijkheid hoort in en bij de tuin van Eden, die de tuin van God zelf is. Wie van de boom van het leven eet zal eeuwig leven. Ook deze helden komen echter bedrogen uit. Wanneer kennis en macht wordt aangeboden, verkiest de mens dit alles boven trouw aan Gods gebod. Hoewel Jan Mulder misschien anders had gekozen, rest Adam en Eva dat andere wat Mulder zo liefheeft: nageslacht. Het bijbelverhaal wist daarmee al wat demograaf Latten benoemde: het is of kinderen of onsterfelijkheid voor jezelf. Niet voor niets worden Kain en Abel pas buiten de tuin van Eden geboren. Ook hier dus een alternatief concept van onsterfelijkheid. Dat neemt niet weg dat de zoektocht naar de lichamelijke onsterfelijkheid de westerse cultuur nooit heeft losgelaten en zij misschien wel voor altijd in ons mensen zit.
Henoch en Elia
Verder is nog te wijzen op de tradities rondom Henoch (in Genesis 5) en Elia (in 2 Koningen 2). Aan hen wordt wel een vorm van eeuwig lichamelijk leven geschonken, al ligt de locatie waarop zij dit mogen beleven niet binnen het bereik van waar mensen kunnen komen (zie mijn eerdere blog over Henoch). Beide figuren worden door God ontrukt aan het aardse leven en met lichaam en al gebracht naar de plaats waar God woont (de hemel of de uiteinden der aarde). In tegensteling tot de Mesopotamische vloedheld mogen Henoch en Elia hun partner niet meenemen naar de plaats waar de onsterfelijken verblijven.
Religie houdt de zoektocht naar eeuwig leven niet tegen
Deze voorbeelden laten niet alleen zien dat de zoektocht naar het eeuwig leven al eeuwen aan de gang is en dat er verschillende concepten van bestaan. Zij laten bovenal zien dat religie haar niet tegenhield, maar haar juist hielp verbeelden. Wel hebben we gezien dat het in deze verhalen de goden/God zijn die de onsterfelijkheid schenken. Onsterfelijkheid is een gave en ernaar zoeken levert weinig op. Heeft Jan Mulder daarmee toch gelijk dat religie een leven na de dood predikt en eeuwig leven tegenhoudt? Dat is te kort door de bocht. In de eerste plaats ligt juist in het Oude Testament de focus sterk op het leven in het hier en nu (zie eerdere blog van Klaas Spronk). In de tweede plaats hoeft het feit dat eeuwig leven als een gave van God/de goden gezien wordt het verlangen naar eeuwig leven niet tegen te spreken. Wie die technologie ziet als van God gegeven, kan hoopvol uitzien naar wat de toekomst brengt. En voor wie meent dat wij de goden van deze tijd zijn, is er eveneens hoop. Zelfs iets uit een paradijs kan dan door ons verwerkelijkt worden. Het is slechts een kwestie van tijd.
Je ziel in de cloud?
Mochten de wijsgeren uit Israël en Mesopotamië wel gelijk krijgen in hun idee dat voor de gewone sterveling de onsterfelijkheid buiten bereik is, dan is er altijd nog de tweede en derde keus die Jan Mulder in zijn serie naar voren brengt: elektronische onsterfelijkheid door onze geest onder te brengen in de cloud en de door Freek de Jonge voorgestelde knipkaart waarmee je tien keer kunt terugkeren. Ook daarvan kende men in het Oude Nabije Oosten al een voorbeeld. De uit de 8e eeuw voor Christus daterende Katumuwa-stele uit Samʿal getuigt van de idee dat de ziel van de overledene zich na de dood in een (graf)steen bevindt. Vanuit die plek leeft zij voort. Hoewel zij niet meer achter een bal aan kan rennen, kan zij wel regelmatig (maandelijks of jaarlijks) ‘tot leven komen’, aanwezig zijn en een maaltijd gebruiken met goden en nabestaanden. Zij kan ‘leven’, voelen en eten, hoewel zij dood is. Zo kent ook zij een vorm van lichamelijkheid. Ook voor wat Mulder als een tweede en derde keus ziet, bood religie ons al taal en precedenten.
Van harte wens ik Jan Mulder het eeuwig leven toe. Door zijn serie, in oude beelden van een jonge Jan in voetbalshirt en misschien wel in zijn lichaam. En mocht Jan een vervolg willen geven aan zijn zoektocht, dan hoop ik dat hij vooral ook naar het verleden kijkt. Religies doen de deur naar de onsterfelijkheid immers niet dicht, ze hielpen en helpen haar juist verbeelden. De Bijbel incluis.