Chochma en Sofia: de waarheid uit de Bijbeltekst?
Onlangs was ik op bezoek als gastdocent bij de Oekraïense Katholieke Universiteit in Lviv. Voor een relatief onwetende bijstander als ik, zeker als je de taal niet begrijpt, lijkt de Oekraïense liturgie erg veel op de Grieks of Russisch Orthodoxe: veel bladgoud, wierrook, een priester in een mooi kazuifel, en tussen een wand van iconen ook een icoon van de paus. Dat laatste is natuurlijk interessant, want deze kerk staat in verbinding met de Rooms Katholieke kerk. Maar ze hebben gehuwde priesters, waarvan er meerdere als docenten aan de UCU te vinden zijn (zie een eerdere bijbelblog van Oleh Kindy).
Sofia
Er was me gevraagd om een college te geven over “Wijsheid” (Chochma in het Hebreeuws, Sofia in het Grieks) in de rabbijnse interpretatie. Ik realiseerde me niet dat ik hiermee een heet hangijzer in de Oosterse theologie beroerde. Het Oosterse Christendom staat met haar Sofia-theologie in rechtstreekse verbinding met de geschriften van de kerkvaders uit de tweede tot vierde eeuw. De uitleg van Spreuken 8, de belangrijkste Bijbelse bron in dit verband, was een moeilijk punt in de vroege Christelijke theologie. Laat deze tekst nu ook een heel belangrijke rol hebben gespeeld in de rabbijnse geschriften uit dezelfde tijd. Het is bekend dat kerkvaders als Justinus en Origines rechtstreeks contact hadden met Joden in hun omgeving. Ik hoop dat deze blog een indruk kan geven van hoe dicht deze lezingen, ondanks hun grote verschillen, bij elkaar staan.
Twee moeilijke verzen
De bijbeltekst waar het allemaal over gaat is Spreuken 8:22-30. Ik adviseer de lezer om de hele tekst er bij te nemen, liefst in meerdere vertalingen. Ik geef een eigen zo letterlijk mogelijke vertaling van de Hebreeuwse tekst:
22 De Heer heeft mij aan het begin van zijn weg verworven, vóór zijn werk van oudsher.
Het werkwoord dat hier vertaald is met ‘verworven’ (kana) is al een punt van discussie: sommigen vertalen het als ‘scheppen’ en anderen als ‘verwerven’. Van die keuze hangt veel af. De oudste Griekse vertaling (de zgn. Septuagint), die meestal in de Christelijke traditie is gevolgd, heeft gekozen voor een werkwoord dat ‘scheppen’ of ‘verwekken’ betekent en sluit hiermee aan bij de eerste optie. Spreuken 8:30 vertaal ik als volgt:
30 Ik was bij hem als een amon, ik was zijn dagelijkse vreugde, verheugd in zijn aanwezigheid, op elk moment.
De vertaling van amon is een nog moeilijker kwestie. De bestaande vertalingen variëren van ‘lieveling’ tot ‘werkman’. Dat dat uiteenlopende interpretaties oplevert spreekt voor zich.
De uitleg van de rabbijnen
Laten we als eerste kijken naar een rabbijnse midrasj (joodse uitleg) op deze verzen. Zoals in echt alle rabbijnse interpretaties van deze tekst, wordt Chochma (Wijsheid), die in deze tekst als een persoon aan het woord is, gezien als de Tora (Wet). Deze midrasj bevat als toegift een mooie parabel.
Een andere interpretatie: amon is een architect (oeman). De Tora verkondigt: Ik was het architectengereedschap (keli oemanuto) van de Heilige, geprezen zij Hij. In het dagelijks leven, als een koning van vlees en bloed een paleis bouwt, dan bouwt hij het niet op basis van zijn eigen inzicht maar op basis van het inzicht van een architect (oeman), en de architect bouwt het niet op eigen inzicht maar hij heeft plannen en beschrijvingen om te weten hoe hij de kamers en de luiken moet maken. Zo keek de Heilige, geprezen zij Hij, in de Tora en bouwde Hij de wereld, en de Tora zei: Met het begin (be-resjiet) schiep God (Gen 1:1) – en er is geen ‘begin’ anders dan de Tora, zoals je zegt: De Heer heeft mij aan het begin (resjiet) van zijn weg verworven, vóór zijn werk van oudsher (Spr 8:22 - Genesis Rabba 1)
De rabbijnse lezing van amon kiest duidelijk de betekenis 'werkman'. Nu bleek dit ook zo in de Oekraïense vertalingen te zijn, zo vertelden studenten van UCU. Twee dingen zijn in de rabbijnse uitleg van belang:
- Wijsheid/Torah is het gereedschap of plan van de architect is, en niet de architect zelf; en
- de lezing van resjiet - begin. Volgens deze rabbijnse lezing is Wijsheid/Torah als het begin geschapen, en niet in het begin. Het lijkt er dus op dat de rabbijnen in deze midrasj willen zeggen dat de Tora er al was vóór de schepping van de wereld.
Deze midrasj lijkt in te gaan op een probleem dat niet expliciet wordt genoemd. Als we deze lezing naast teksten van de kerkvaders uit dezelfde tijd leggen, begrijpen we wellicht beter wat er aan de hand was. In de vroege Christelijke teksten wordt Wijsheid/Sofia, steevast gelijkgesteld met de Logos, het Woord, dat op zijn beurt weer wordt gelijkgesteld met Christus. De rabbijnen wilden zo'n conclusie uiteraard vermijden en brachten daarom de tekst in verbinding dat wat voor hen zo belangrijk was: het doen en leren van de Tora.
De uitleg van de Kerkvaders
De volgende
komt van Justinus de Martelaar, uit zijn dialoog met de Jood Trypho (2de eeuw). Het debat gaat over de juiste lezing van Spreuken 8:22-30.''Vrienden, ik zal u een ander getuigenis uit de Schriften geven: als begin vóór alle scheppingen verwekte God een zekere logische kracht uit zichzelf, die door de heilige geest óf glorie Gods, óf zoon, óf wijsheid (sofia), óf engel, óf god, óf heer, óf woord (logos) wordt genoemd (…)''
[3] Mijn getuige is het woord (logos) van de wijsheid (sofia), die zelf de god is, verwekt door de vader van alles, het woord, de wijsheid, de kracht en de glorie van de verwekker, en die gezegd heeft door Salomon: (…) “De Heer heeft me het begin (archè) van zijn wegen verwekt etc.” (Spr 8:21-36 wordt hier integraal geciteerd - Justinus, Dialoog met Trypho 61, 2-3)
Slechts één waarheid uit de bijbeltekst?
Hoe tegenstrijdig de interpretaties ook zijn, het is duidelijk dat de Christelijke en Joodse theologiën in de eerste eeuwen veel dichter bij elkaar stonden dan vandaag: dezelfde teksten waren belangrijk, dezelfde motieven en redeneringen werden gebruikt. En dat is niet verwonderlijk: er werd met bijbelteksten geschermd, en wat niet meer dan nuances in de interpretatie lijken, groeiden uit tot levensgrote verschillen die niet alleen de Joodse van de Christelijke opvattingen scheidden, maar ook tot schisma’s leidden binnen de Christelijke kerk. In de Westerse kerken speelt Sofia vandaag een minder belangrijke rol dan in de Oosterse kerken. In dat opzicht zijn de Oosterse kerken dichter bij de Joodse bronnen gebleven, hoe anders ze ze ook gelezen hebben dan de Joden.
Ik zeg niet dat er geen 'waarheid' is, maar of wij die met zekerheid uit bepaalde specifieke lezingen van bijbelteksten kunnen afleiden, betwijfel ik. Ik denk dat de waarheid meer gediend is met het samen lezen van de teksten en het ontdekken hoeveel overeenkomst er is tussen onze lezingen.