Van wie is het land?
‘Schiet maar, ik ben toch al dood’. Deze roman van Julia Navarro telt 768 pagina’s over de gevolgen van het Palestijns-Joodse conflict. De discussie over landbezit vinden we ook al in de Bijbel. Onder andere bij de profeet Ezechiël. Bij het lezen van dit Bijbelboek stuiten we op een exegetische kwestie die wellicht de vraag naar het landbezit in een ander perspectief stelt.
Ingewikkeld
Wie het nieuws een beetje volgt weet hoe ingewikkeld het is. Het lijkt een eindeloos verhaal. Deze maand nog kwamen onderhandelingen over een staakt-het-vuren abrupt ten einde. Het conflict escaleerde weer. Vredesbesprekingen gingen over in een ‘gesprek’ tussen raketten en bommen. Een dodelijk gesprek. Een eindeloos verhaal, een eindeloze discussie met verschillende standpunten. Een discussie waarin mensen deze standpunten soms ook verdedigen met een beroep op de Bijbel.
Ezechiëls tijd
Ezechiël leefde en profeteerde in de zesde eeuw voor Christus. Hij kwam oorspronkelijk uit Juda. Juda was in die tijd veroverd door het machtige wereldrijk Babylonië. De Babyloniërs hadden een deel van de inwoners van Juda gevangengenomen en naar Babylonië gebracht. Tot deze groep mensen behoorde ook Ezechiël. Terwijl de inwoners van Juda hun bergland moesten verlaten, profiteerde het buurvolk van de Edomieten van de verwoestingen. Zij migreerden naar het zuidelijk bergland van Juda en namen het in bezit.
De opbouw van het boek Ezechiël
Het boek Ezechiël is een moeilijk boek. Het staat vol met raadselachtige profetieën.
De eerste hoofdstukken (1-3) gaan over de roeping van de profeet. Daarna volgen er onheilsprofetieën tegen Juda en Jeruzalem (4-24) en tegen andere landen (25-32). Vanaf hoofdstuk 33 verandert er iets. Na deze onheilsprofetieën volgen er profetieën van herstel. In deze heilsprofetieën (33-39) geeft Ezechiël een boodschap van hoop door. Troost voor de inwoners van Juda die verdriet hebben over alles wat er met hun land is gebeurd. Tot slot vinden we visioenen (40-48) over de herstelde tempel en de terugkeer naar het land.
Een verzameling van profetieën
Wij zijn gewend om een boek van voor naar achter te lezen. Een boek met een begin, een eind en een duidelijke plot. Het boek Ezechiël kun je (net als veel andere profetische boeken) beter lezen als een verzameling. Een verzameling van losse profetieën die bij elkaar zijn gevoegd. Deze constatering helpt bij het exegetische probleem dat we tegenkomen in Ezechiël, namelijk de vraag naar de relatie tussen verschillende hoofdstukken. Het boek bevat namelijk drie verschillende hoofdstukken met profetieën richting de bergen, namelijk in Ezechiël 6, Ezechiël 35 en Ezechiël 36. Gezien de prominente aanwezigheid van bergen in en om Israël is het niet verrassend dat deze beeldspraak door profeten werd gebruikt.
Ezechiël 35 en 36
In Ezechiël 35 wordt het oordeel over Edom uitgesproken. Het Seïrgebergte zal veranderd worden in een woestenij. De berghellingen zullen bezaaid worden met doden en gewonden als vergelding voor wat de Edomieten in Juda hadden aangericht. Hierna volgt Ezechiël 36, waar het oordeel over Edom wordt gevolgd door de redding van de bergen van Israël. Waar de vijand hadden geroepen: ‘De oeroude bergen zijn van ons’, zal het land nu weer bewerkt en ingezaaid worden. Er zullen weer dieren en mensen op de bergen wonen en wandelen. Welk risico lopen we bij het lezen van deze hoofdstukken? Een te eenvoudige gevolgtrekking: Zegen voor Israël gaat samen met de ondergang van haar vijanden. Er lijkt op het eerste gezicht sprake van een eenheid. Maar moeten we deze hoofdstukken wel als een eenheid lezen? Als je deze twee hoofdstukken in relatie tot elkaar leest, lijkt de verwoesting van de berg Seïr (Ezechiël 35) het voorspel voor het herstel en de zegen van de bergen van Israël (Ezechiël 36).
Ezechiël 36 en Ezechiël 6
Het lijkt logisch de hoofdstukken 35 en 36 in deze volgorde en in relatie tot elkaar te lezen. We kunnen echter Ezechiël ook als collectie van verschillende losse profetieën beschouwen. Daardoor kunnen we wat afstand scheppen tussen beide hoofdstukken en kunnen we de start van Ezechiël 36 afzonderlijk zien van Ezechiël 35. Om zodoende ook een afstand te scheppen tussen de verwoesting van Edom en het herstel van Israël.
Dit alternatief geeft ook de mogelijkheid om Ezechiël 36 te lezen als tegenhanger voor Ezechiël 6. In Ezechiël 6 wordt ook geprofeteerd tegen de bergen. In dit geval tegen de bergen van Israël zelf. Het land zal in een woestenij veranderen en op de bergen zullen doden liggen. Ezechiël 36 laat dan als tegenhanger hoop zien tegenover de wanhoop in Ezechiël 6. Wanneer we deze twee hoofdstukken samen lezen wordt de weg die God met Zijn volk gaat benadrukt. Hoewel de drievoudige relatie tussen God, het land en het volk verbroken lijkt, laat God toch niet los wat zijn hand begon.
Waarom? Daarom!?
In de Nederlandse vertalingen van Ezechiël 36 komen we een aantal keer het woord ‘daarom’ tegen, bijvoorbeeld in 36:3,4,6 en 7. Als we deze woorden lezen in relatie tot Ezechiël 35 lijkt het eenvoudig: Waarom is er zegen voor Israël? Daarom: vanwege de bestraffing van de vijand.
Zo eenvoudig is het echter niet. De vraag is hoe we deze Hebreeuwse formuleringen dan moeten verstaan. In mijn ogen kunnen we hier niet zeggen dat zegen voor Israël samengaat met het ondergaan van haar vijanden. Er is geen sprake van een eenvoudige ‘Waarom? Daarom!’ redenatie. Zoals niets in Ezechiël eenvoudig lijkt, is hier ook geen sprake van een simpele gevolgtrekking.
Het gaat hier niet zozeer om de verwoesting en de bestraffing van de vijand, van Edom. Het gaat om de heiliging van Gods naam en om Zijn relatie met het volk en met het land. God is trouw aan de bergen van Israël, aan het land en aan Zijn volk. Dit zien we extra duidelijk wanneer we Ezechiël 36 en Ezechiël 6 naast elkaar leggen.
Van wie is het land?
Deze vraag speelt op wanneer je Ezechiël 35 en 36 leest. Beide hoofdstukken hebben betrekking hebben op de Edomieten en niet op de Palestijnen. Toch kan een verkeerde interpretatie van deze profetie gevolgen hebben voor de huidige discussie. Een gevolgtrekking waarin zegen voor Israël samengaat met de ondergang van haar vijanden.
Ezechiël benadrukt in mijn ogen iets anders. Het gaat niet om het bezit van het land door de een of de ander, maar om de eer van God. Wanneer God aan de kant gezet wordt is het land troosteloos en onvruchtbaar. Dan krijgen vijanden vrij spel. Wanneer God geëerd en gehoorzaamd wordt bloeit het land en zo ook haar inwoners. Een drievoudige relatie tussen God, de mensen en het land.
Bovenal blijkt het hier om Gods eer, Gods naam en Gods trouw te gaan. Om Zijn land.
Ez. 36: 5 Dit zegt God, de HEER: ‘In het vuur van mijn hartstocht klaag ik Edom en al die andere volken aan. Hun hart was vol vreugde en hun ziel vol verachting toen ze mijn land in bezit namen en er de weidegronden buitmaakten’.
Ez. 35: 13 Ook tegen mij heb je op hoge toon gesproken, ook mij heb je uitgedaagd, ik heb het gehoord.
Ez. 36: 20 Zeg daarom tegen het volk van Israël: Dit zegt God, de HEER: Ik zal ingrijpen, volk van Israël – niet omwille van jou, maar omwille van mijn heilige naam, die je hebt ontwijd bij de volken waar je gekomen bent!
Ez. 36: 11 Er zullen veel mensen en dieren op je wonen, ze zullen talrijk en vruchtbaar zijn, en jullie zullen weer even dichtbevolkt zijn als in het verleden. Ik zal zorgen dat het jullie beter gaat dan vroeger, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.
Een eindeloos verhaal?
De roman ‘Schiet maar, ik ben toch al dood’ van Julia Navarro is fictie. Het echte verhaal van het Palestijns-joodse conflict is een hartverscheurende werkelijkheid. Een eindeloos verhaal, een eindeloze discussie over landbezit.
De aangrijpende documentaire ‘Muhi: Generally Temporary’ (15-08-2018 NPO 2) is geen fictie. De mensen om wie het gaat krijgen hier een gezicht. De zieke Palestijnse Muhi kwam als baby in een joods ziekenhuis terecht. In deze documentaire viert hij zijn 7e verjaardag. Nog steeds in hetzelfde ziekenhuis. Zijn opa, die al jaren bij hem in het ziekenhuis blijft, kan niet zomaar meer terug naar Gaza. Omdat hij al te lang in een Israëlisch ziekenhuis heeft verbleven, denkt Hamas dat hij wellicht met de vijand werkt. De discussie over landbezit scheidt familieleden van elkaar. Het conflict krijgt een gezicht. Het lijkt een eindeloos verhaal. Toch klinkt er in deze wanhoop een klein beetje hoop door. Zo is er bijvoorbeeld de joodse vredesactivist Buma die zich inzet voor deze Palestijnen. De grens die af en toe even opengaat. Het ziekenhuis waar Jood en Palestijn naast elkaar verpleegd worden. Een glimp van het beloofde land.
Ook in Ezechiël klinkt hoop door. Maar dan moeten we de ingewikkelde profetieën wel zorgvuldig lezen en oppassen dat we niet te snel conclusies trekken. Het gaat niet om het bezit van het land door de een of de ander, maar om de eer van God. Wanneer God geëerd en gehoorzaamd wordt bloeit het land en zo ook haar inwoners.
Een sprankje hoop. Hoop dat Gods land weer mag bloeien, in plaats van bloeden. En zo ook ál haar inwoners.