Zegels van Jesaja en Hizkia?
In kranten en op websites staat van tijd tot tijd een bericht over een nieuwe vondst die zou aantonen dat een persoon uit de Bijbel echt bestaan heeft. Eind 2015 ging het om koning Hizkia en kort geleden om de profeet Jesaja. In Jeruzalem zouden afdrukken van hun zegels gevonden zijn. Hoe betrouwbaar zijn zulke berichten? En hoeveel bewijzen de vondsten?
Bullae
De twee voorwerpen waar het om gaat zijn in 2009/2010 ontdekt bij wetenschappelijke opgravingen in het oudste deel van Jeruzalem. De Israëlische archeologe Eilat Mazar speelde hierbij een leidende rol. Het zijn zogenaamde 'bullae’ (meervoud van 'bulla’), oftewel minieme stukjes gedroogde klei met daarop een zegelafdruk. Op dezelfde plek zijn er nog veel meer gevonden. Ooit waren de bullae gebruikt om iets te verzegelen, bijvoorbeeld een brief.
Dat het om bijzondere voorwerpen gaat bleek pas later, toen ze gewassen en goed bestudeerd werden. Op één bulla leek in oud-Hebreeuwse letters de naam Hizkia voor te komen en op een andere de naam Jesaja. De vindplaats wees erop dat de bullae waarschijnlijk uit de achtste of zevende eeuw v.Chr. kwamen. Dat is volgens de Bijbel precies de tijd van koning Hizkia en de profeet Jesaja.
Hizkia
De bulla met daarop waarschijnlijk de naam Hizkia is behoorlijk goed bewaard gebleven. Het is maar een heel klein voorwerpje, 13 mm breed, 12 mm hoog en 4 mm dik. Aan de afdruk is te zien dat deze gemaakt is met een zegel dat vastzat op een ring. In 2015 werd de tekst definitief ontcijferd. Een paar letters zijn niet meer goed leesbaar, maar de reconstructie is bijna zeker. Vertaald staat er: `Van Hizkia van Achaz, koning van Juda.’ Aan de achterkant is te zien dat de klei oorspronkelijk gebruikt is om een papyrusrol – met daaromheen een touwtje – te verzegelen. De papyrusrol is helaas allang vergaan. Wisten we maar wat daarop stond!
Hizkia wordt in de Bijbel aangeduid als de zoon van koning Achaz (2 Koningen 16:20 en 18:1). Beide koningen zouden geregeerd hebben over Juda, een koninkrijkje rondom Jeruzalem. Hizkia regeerde waarschijnlijk van ongeveer 727 tot 698 v.Chr.
Op de bulla is een afbeelding van een gevleugelde zon te zien. De vleugels zijn naar beneden gebogen. Aan weerskanten staan zogenaamde ankh-tekens (links niet goed te zien), die in het oude Egypte leven symboliseerden. Misschien drukken de afbeeldingen de overtuiging uit dat God de koning beschermde.
Koninklijk zegel
Meteen werd het belang van de vondst ingezien. Het is aannemelijk dat de afdruk is gemaakt met een zegelring van koning Hizkia zelf. Dat is op zichzelf al bijzonder. Verder maakt de bulla duidelijk dat de Bijbel correcte informatie bevat. Kennelijk hadden de bijbelschrijvers kennis over de tijd van Hizkia. Ze wisten wie zijn vader was en dat hij regeerde over Juda. Dat is opvallend, want volgens sommige Bijbelwetenschappers zijn de verhalen over Hizkia pas in een veel latere tijd opgeschreven. Een groot deel van die verhalen zou volgens hen op fictie berusten.
Was vóór 2015 dan onzeker of koning Hizkia wel bestaan had? Nee, dat niet. Hizkia wordt genoemd in Assyrische teksten uit dezelfde tijd. Die teksten waren al veel langer bekend. Bovendien waren er op de zwarte markt al eerder bullae met daarop de naam Hizkia opgedoken. Een ervan staat bij dit artikel afgebeeld. Het probleem met die bullae was alleen dat niemand wist waar ze vandaan kwamen. Ze konden bijvoorbeeld ontdekt zijn door iemand die aan het spitten was. Maar het kon net zo goed om vervalsingen gaan, want die zijn op de zwarte markt wel vaker te vinden.
Wat bleek nu? Op twee van de bullae die van de zwarte markt kwamen was precies dezelfde afdruk te zien als op de bulla met Hizkia’s naam uit Jeruzalem. De kans dat het bij deze twee bullae om vervalsingen gaat is daarmee een stuk kleiner geworden. Een paar andere bullae met daarop de naam van Hizkia zouden ook echt kunnen zijn. Op deze bullae is geen gevleugelde zon te zien, maar een gevleugelde kever, met de vleugels omhoog.
Jesaja
Van de bulla met de naam Jesaja is de bovenste helft verloren gegaan. Daardoor is van de afbeelding nauwelijks meer iets zichtbaar. Volgens Eilat Mazar wijzen de resten erop dat het ging om een grazende hinde, maar anderen denken aan een duif. De tekst is grotendeels bewaard. Er staat met oud-Hebreeuwse letters eerst lyšyh en daaronder nby. Helemaal links, aan het einde van deze woorden, is de klei beschadigd. Er kunnen na de bewaarde letters één of twee extra letters gestaan hebben.
Mazar publiceerde begin 2018 over haar interpretatie in het populair-wetenschappelijke tijdschrift Biblical Archaeology Review. Als je aan het einde van het eerste woord de letter waw en aan het einde van het tweede woord de letter alef toevoegt, staat er: `Van Jesaja, profeet.’ Mazar gaf toe dat vooral de tweede aanvulling onzeker is. In plaats van het Hebreeuwse woord voor `profeet’ kon het tweede woord ook een persoonsnaam. Ze erkende ook dat in Bijbelse tijden niet alleen de bekende profeet de naam Jesaja had, maar dat meer Israëlitische mannen Jesaja heetten (zie bijv. 1 Kronieken 25 en 26).
Toch verspreidde Mazar het sensationele bericht dat het waarschijnlijk om een afdruk van het zegel van de profeet ging. Ze wees erop dat het logisch is dat de zegelafdrukken van Hizkia en de profeet Jesaja dichtbij elkaar ontdekt waren. Jesaja en Hizkia hadden volgens de Bijbel veel contact met elkaar.
Het nieuws werd meteen opgepakt in de media. Veel websites en ook kranten namen er een bericht over op. Een deel van de media suggereerde dat de vondst aantoonde dat de profeet Jesaja bestaan had en een hoge positie had.
Twijfels
Gaat het echt om de profeet Jesaja? De onzekerheid is bij deze bulla veel groter dan bij die van Hizkia. In de tijd van Hizkia en Jesaja werd het Hebreeuwse woord voor `profeet’ misschien anders gespeld (zonder de letter yod). De letters nby zouden kunnen slaan op de vader van de Jesaja van wie het zegel was: `Jesaja, (zoon) van Nobay’ of iets dergelijks. Volgens de Bijbel heette de vader van de profeet Jesaja `Amoz’ (2 Koningen 19:2; Jesaja 1:1), dus moest het om een andere Jesaja gaan. De letters zouden ook kunnen aanduiden waar de eigenaar van het zegel vandaan kwam: `Jesaja, inwoner van Nob’ bijvoorbeeld. Het is dus lang niet zeker dat het gaat om een afdruk van het zegel van de profeet.
Twee uitersten
Hoe wordt op zulke vondsten gereageerd? Archeologen willen graag aandacht voor hun ontdekkingen en geld voor nieuwe projecten. Ze zijn daarom geneigd het belang van hun vondsten een tikkeltje te overdrijven. Ze presenteren wat niet zeker is soms alsof het wel helemaal zeker is. Die tendens is goed te zien in Eilat Mazars bespreking van de bulla met de naam Jesaja. Ze erkent dat het niet om de profeet Jesaja hoeft te gaan, maar bespreekt de argumenten voor deze gelijkstelling veel uitgebreider dan de bezwaren. Ze gaat ook erg ver als ze het heeft over de herkomst van de beschermende zon en de ankh-tekens op het zegel van Hizkia. Ze suggereert dat de koning ze liet aanbrengen nadat God hem had genezen van een dodelijke ziekte (zie 2 Koningen 20 en Jesaja 38).
Als vondsten iets te maken te hebben met Bijbelse personen, worden ze in gelovige kringen al gauw gezien als nieuw bewijs dat de Bijbel betrouwbaar is. Dat gebeurt ook in serieuze kranten en op websites die als bonafide bekendstaan. Het is voor journalisten nu eenmaal moeilijk om de argumenten van archeologen te wegen. Daarom nemen ze de suggestieve persberichten vaak klakkeloos over.
Aan de andere kant bestaat ook de neiging om de betekenis van de ontdekkingen te minimaliseren. Dat gebeurt ook in wetenschappelijke kringen, want ook wetenschappers zijn maar mensen. De Deense oudtestamenticus Niels Peter Lemche beweerde over een oude inscriptie waarin misschien de uitdrukking `huis van David’ voorkwam dat het wel eens om een vervalsing kon gaan. Het stuk steen waar de inscriptie op staat was ontdekt bij wetenschappelijke opgravingen, maar Lemche kon nu eenmaal niet geloven dat de Bijbelse koning David echt bestaan had. Later gaf Lemche stilzwijgend toe dat hij te kritisch was geweest. Aan de echtheid van de inscriptie valt niet te twijfelen.
Nuance
Het is duidelijk dat de betekenis van iedere vondst apart beoordeeld moet worden. Dat er een afdruk is van een zegel van de profeet Jesaja is veel onzekerder dan dat er een afdruk is van Hizkia’s zegel. Dankzij de laatste vondst is nog duidelijker geworden dat Hizkia inderdaad koning was over Juda en dat zijn vader Achaz heette. Maar meer dan dat toont de vondst niet aan. Er valt niet te bewijzen dat wat de Bijbel over hem vertelt teruggaat op feiten.
Het is natuurlijk fantastisch om afbeeldingen te zien die kennelijk door Hizkia zelf gekozen zijn. Maar of we de God die Hizkia als zijn beschermer zag als onze eigen beschermer zien is en blijft een kwestie van geloof. En geloof kun je nu eenmaal niet bouwen op minieme stukjes gedroogde klei.