Calvijn: Bijbeluitlegger, jurist en bestuurder
Moralistisch. streng, humorloos, rechtlijnig. Dat zijn associaties die opkomen bij het woord calvinistisch. En ze slaan terug op het beeld van de man naar wie deze term verwijst: Johannes Calvijn, hervormer van de stad Genève. Zulke associaties bestrijden heeft weinig zin. Wel kan het de moeite waard zijn, te bekijken hoe Calvijn in de praktijk zijn lezing van de Bijbel en de vragen van de dag op elkaar betrok.
Genève verzoekt Calvijn te blijven
De burgers van Genève hebben de hertog verjaagd en de bisschop laten vluchten. Ze willen een onafhankelijke republiek zijn, en daarbij ‘leven volgens het Woord van God’. Om hen daarbij te helpen is Calvijn, in de zomer van 1536 op doorreis in de stad, dwingend verzocht te blijven. Zijn bijdrage verloopt niet zonder conflicten, maar gaandeweg krijgt hij meer ruimte en tekent zich een patroon af.
Werkwijze
Niet alleen de zondag, maar ook elke werkdag begint met een dienst. Calvijn preekt tienmaal in twee weken. Door de week volgt hij een doorgaande lezing van boeken van het Oude Testament, op zondagmorgen bespreekt hij een tekst uit het Nieuwe Testament en op zondagmiddag meestal een Psalm. Als vanzelf komt zo het leven in zijn breedheid voorbij. Aan de academie geeft Calvijn daarnaast exegetische colleges, die later verschijnen als commentaren.
Maar de gemeenteopbouw is niet alleen op Schriftuitleg gebaseerd. Van even groot belang is de viering van de maaltijd van de Heer. Waar Christus zich aan de zijnen geeft, geven zij zich ook aan elkaar en delen zij alles met elkaar. Dat vraagt volgens Calvijn wel oefening. Wie vergeving ontvangt, moet ook aanspreekbaar zijn op zijn of haar levenswijze. Die aanspraak vindt plaats in het consistorie, waar de predikanten samenkomen met leden van het stadsbestuur. Het kan namelijk voorkomen, dat kwesties van levensvoering terecht komen bij de raad, als het rechtscollege van de stad. Maar aan een rechtsgang moet altijd een geestelijk gesprek met de betrokkene voorafgaan, en dat vindt plaats in het consistorie.
Nieuwe bronnen
Niet alleen de preken en commentaren van Calvijn zijn en worden uitgegeven, maar inmiddels komen ook de notulen van consistorie en raad beschikbaar. Dat maakt het mogelijk de wisselwerking tussen Bijbel en praktijk waar te nemen. We zien welke conclusies Calvijn uit Schriftteksten trekt voor het dagelijks leven. Maar we zien ook de feitelijke beoordeling van allerlei gevallen, die weer doorwerken in zijn lezen van de Bijbel.
Daarnaast vraagt het stadsbestuur Calvijn, die immers rechten heeft gestudeerd, om bijstand bij het formuleren van rechtsregels. Zo kan het gebeuren dat in zijn commentaar op de boeken Exodus tot en met Deuteronomium zo maar wetsvoorstellen opduiken. Hij ordent dat commentaar namelijk niet naar de volgorde van de teksten, maar naar de Tien Geboden. Bij de uitleg van het gebod ‘Niet echtbreken’ treffen we bijvoorbeeld aparte aanduidingen aan, welke Bijbelverzen te overwegen zijn met het oog op de wetgeving en de rechtspraak.
Seksualiteit en relaties
Hoe werkt deze wisselwerking nu concreet? We kijken eerst naar het terrein van seksualiteit en relaties, waarop per jaar wel honderden gevallen in het consistorie voorbijkwamen.
Het verbond is gedragen door liefde, maar het kent ook een gerechtelijke vormgeving in huwelijkse voorwaarden, toezeggingen, geschenken e.d. Calvijn meent dat het huwelijk een wereldlijke aangelegenheid is. Maar hij hecht er wel aan dat de partners het in de kerk, dus in het openbaar, sluiten voor de ogen van de gehele stadsgemeenschap. Ook in hun verdere huwelijksleven dienen zij zich van hun verantwoordelijkheid voor de hele samenleving bewust te zijn. De bruiloftsviering is er niet om je eigen pleziertje te zoeken en uit te leven, maar vraagt om stijl en soberheid. Hier berispt de hervormer de plaatselijke elite, die rijkdom liefheeft en de armen minacht. De bruidsschat die Abrahams meesterknecht voor Rebekka aanbiedt (Genesis 24:22) is hem veel te hoog. En bij de bruiloft van Kana komt hij tot een moeizame uitleg, want ook Jezus is hem te uitbundig. We krijgen hier dus helemaal Calvijn de moralist voor ogen
De God van Israël is een jaloerse God, Hij kan het niet uitstaan als zijn volk ook andere goden naloopt, en dus verbindt Hij ook die ene man aan die ene vrouw. Er is wel allerlei polygamie in de Bijbel, maar als je de verhalen leest brengt die alleen maar ellende. Calvijn berispt de aartsvaders meer dan het boek Genesis zelf lijkt te doen. Dat Jakob bijvoorbeeld, na bedrogen te zijn met Lea, toch nog ging voor Rachel, vindt hij maar niks. Een huwelijk met een partner van een ander geloof is evenmin wenselijk, maar als het eenmaal is aangegaan, is ontbinding doorgaans het grotere kwaad. Trouwen van bijvoorbeeld neef en nicht kan niet, en partners die willen trouwen moeten eerlijk aangeven of hun seksueel functioneren in orde is. Zij gaan een verbond wederzijds en vrijwillig aan: zonder instemming van beiden en toestemming van hun ouders is het niet geldig, en de adellijke gewoonte van uithuwelijking deugt dus niet.
Het huwelijk is er, anders dan de Middeleeuwse kerk leerde, allereerst uit en tot liefde, inclusief gezonde seks – Calvijn denkt daarbij uitsluitend aan heteroseks: sodomie is voor hem even weerzinwekkend als voor rabbijnen en kerkvaders. Pas in tweede instantie is het huwelijk er voor het krijgen van kinderen en voor hun opvoeding. Seks voor het huwelijk wordt wel nergens in de Bijbel verboden, maar is niet wenselijk omdat het de dan verwekte kinderen aan rechten ontbeert.
Zo blijkt telkens, dat Calvijn zich zowel op de Schrift beroept als op het natuurrecht en op dat ‘wat fatsoenlijk is’ (Filippenzen 4:8). De feitelijke oordeelsvorming vindt voor hem altijd plaats in een afweging van deze verschillende factoren. Voor hem zijn zowel de Bijbel als het fatsoen belangrijk, en als het moet berispt hij het onfatsoenlijke in de Bijbel. Geregeld stelt hij gangbare kerkelijke opvattingen bij, al zullen wij in onze tijd aan nog heel wat andere bijstellingen behoefte hebben.
Het economisch handelen
Een terrein waarop Calvijn tot een beroemde bijstelling komt is dat van de economie.
Op basis van de communie, de avondmaalgemeenschap, beziet Calvijn het economisch handelen als vorm van intercommunicatie. De vereniging van het menselijk geslacht komt zo tot uitdrukking in het uitwisselen van goederen. Het gaat ook hier allereerst om naastenliefde, pas in tweede instantie om juridische regulering. Menselijk welvaren is een goed, mits het werkelijk allen geldt. Ook handeldrijven (‘negotie’ is in het Latijn letterlijk: het ontbreken van ledigheid), is een goede zaak, als de sabbat maar hoog gehouden wordt.
Bij de bespreking van het gebod ‘Niet stelen’ gaat Calvijn in op een aantal teksten waarin het gaat over het vragen van rente (Exodus 22:25, Leviticus 25:37 en Deuteronomium 23:20v). De rijken dienen mildheid, vrijgevigheid en erbarmen te betrachten. Het is ontoelaatbaar de armen uit te persen.
Toch is het voor Calvijn de vraag of elke vorm van lening als uitpersing valt te beschouwen, zoals de kerk altijd heeft geleerd. Wanneer een vermogend mens een stuk land aanschaft om het te bebouwen en daartoe een deel van de benodigde som leent, is dat wel ‘woeker’? Berust het altijd op bedrog en uitpersing? Het kan ook een vorm zijn van intercommunicatie, het wederzijds verlenen van dienst en wederdienst. Het voor de 16e eeuw nieuwe verschijnsel van het lenen om te investeren treedt Calvijn dus niet met een letterlijke lezing van de Bijbel tegemoet. Zo’n nieuw verschijnsel wil hij toetsen vanuit de waarden van gerechtigheid en billijkheid. En dan beoordeelt hij het positief, zij het niet in de zin van het latere liberalisme. Zijn mensvisie is niet die van de mens die het voor zichzelf voordeligste probeert te verwerven, maar de mens die tafelgenoot van zijn of haar naaste is. Hij wil daarom dat de Geneefse raad het krediet reguleert en ziet er zijn leven lang op toe de rentetarieven laag te houden, ter wille van de armen. Zakenlieden die zich in schraperigheid te buiten gaan, hebben van het consistorie uitsluiting van de tafel van de Heer te vrezen.
Zo zien we op dit veld, dat de wisselwerking tussen Bijbeltekst, natuurrecht en fatsoen bij Calvijn kan leiden tot een onderkennen van de nieuwe vragen van een nieuwe tijd. Hij maakt dan een nieuwe afweging, met het oog op de opbouw van gemeente en gemenebest.
Wat kunnen we leren van Calvijn?
Calvijn betrekt dus de Bijbel op het leven van alledag. Hij is daarbij zeker moralistisch, maar hij is er zich ook van bewust dat nooit alleen de letterlijke tekst beslissend is bij het moreel beoordelen van een situatie: de traditie, het fatsoen, en normen als rechtvaardigheid en billijkheid doen ook mee. Hij is zeker streng, en wel voor iedereen, vooral ook voor de rijken. Hij toont inderdaad weinig humor, ook in het lezen van Bijbelverhalen. Maar rechtlijnig is hij niet, want hij staat er open voor, in nieuwe situaties tot nieuwe, afgewogen antwoorden te komen. Dat laatste kunnen we zeker van hem leren, ook als onze antwoorden niet meer die van hem zijn.