Chanoeka, Chanoekia en Menora
Van 12 tot 20 december wordt dit jaar het Joodse Chanoekafeest gevierd. Wat is dat eigenlijk voor een feest en wat wordt er dan precies gevierd? In deze blog probeer ik antwoord te geven aan de hand van het centrale object van dit feest: de negenarmige kandelaar, chanoekia genaamd.
Chanoeka en de Chanoekia
In de apocriefe boeken van de Makkabeeën lezen we hoe, in tweede eeuw voor onze jaartelling, de Syrisch-Hellenistische koning Antiochus IV Epifanus de tweede Joodse tempel ontwijdde en alle bijzondere attributen van de tempel, waaronder de ‘lampenstandaard met alle toebehoren’ (1 Mak 1:21, NBV) roofde. Deze lampenstandaard had volgens de traditie zeven armen, maar daarover verder meer. In 1 Mak 4:36-59 lezen we hoe Joodse verzetsstrijders, onder leiding van Judas de Makkabeeër, de tempel heroverden op de ‘Grieken’, het altaar weer inwijdden en de ‘lampen weer aanstaken’. Er wordt ook vermeld dat deze altaarwijding voortaan jaarlijks zou gevierd worden, gedurende acht dagen.
Dit is de oorsprong van het Chanoekafeest. Het wordt niet met die naam genoemd in de boeken van de Makkabeeën, maar wel in latere Joodse bronnen, met name de Talmoed. Ook de bekende legende die met dit feest verbonden is, namelijk dat de zevenarmige kandelaar op wonderlijke wijze acht dagen brandde op een flesje olie dat slechts voor één dag voldoende was, komt uit latere bronnen.
Het is deze legende die heeft geleid tot het ontwerpen van de negenarmige kandelaar: de chanoekia. Deze chanoekia verbeeldt dat de zevenarmige tempelkandelaar acht dagen lang brandde, op één flesje olie. Op een typische chanoekia staat één kaarsje of lampje een beetje apart, opzij of boven de andere uit. Dit kaarsje verbeeldt het oorspronkelijke flesje olie; het wordt de ‘sjamasj’ of dienaar genoemd: degene die de andere aansteekt. Acht dagen +één sjamasj hebben dus geleid tot het ontwerp van een kandelaar met 8+1, oftewel 9 armen. Gedurende de acht dagen van Chanoeka wordt elke dag één kaarsje meer aangestoken: de eerste dag één, de tweede dag twee, enzovoort. Bij Chanoeka horen ook speciale liederen, een spel met een tol (sevivon of dreidel genaamd), en lekkere hapjes die veel olie bevatten, zoals beignets (soevganiot), indachtig de wonderlijke vermenigvuldiging van de olie in de tempel.
Chanoekia en Menora
De negenarmige chanoekia is dus een ritueel gebruiksvoorwerp. Dit in tegenstelling tot de oorspronkelijke zevenarmige kandelaar, de menora: deze is juist geen gebruiksvoorwerp maar veeleer decoratie of symbool. De Talmoed schrijft voor dat een zevenarmige kandelaar alleen voor de tempel bestemd was, en dus niet mag worden gebruikt voor de verlichting van, bijvoorbeeld, synagoges of huizen. Deze regel wordt echter niet altijd gehandhaafd: in liberale synagoges – en kerken - ziet men vaak monumentale zevenarmige menora’s die ook wel worden aangestoken. De menora is een object met een lange en complexe geschiedenis. In de loop van de tijd is zij beladen met velerlei symboliek. In tegenstelling tot de chanoekia wordt de menora meermaals beschreven in de Hebreeuwse bijbel.
De Bijbel over de menora
In Exodus 25:31-40 wordt in alle details beschreven hoe Mozes een menora diende te fabriceren voor het tempelheiligdom. De gouden kandelaar moest een centrale schacht hebben en zes zijarmen, drie aan elke kant, en versierd worden met allerlei ingewikkelde knop- en bloemmotieven. Op elk van de zeven armen moest een lamp worden gemonteerd. Dit wordt nog eens herhaald in Exodus 37:17-24. Waarom de kandelaar precies zeven armen moest hebben wordt nergens in de bijbel uitgelegd.
Uiteindelijk was het de kunstenaar Betsalel die de menora, alsook de andere gebruiksvoorwerpen voor het heiligdom, heeft uitgevoerd (Exodus 31:1-10). De in het begin van de twintigste eeuw opgerichte Israëlische kunstacademie heeft haar naam ontleend aan deze prototypische kunstenaar. Ook in de eerste tempel, gebouwd in opdracht van koning Salomon, en de tweede tempel, gebouwd door de teruggekeerde ballingen, nadat de eerste tempel was verwoest door de Babyloniërs, hadden zevenarmige menora’s een bijzondere plaats. Volgens 1 Koningen 7:49 waren het er zelfs tien stuks in de eerste tempel. In Zacharia 10:2 vinden we een gedetailleerde beschrijving van een kandelaar met zeven lampen, in een visioen voorafgaand aan de bouw van de tweede tempel.
De menora op de triomfboog van Titus
In de door Herodes de Grote in de eerste eeuw voor onze tijdrekening vergrote en vernieuwde tweede tempel stond in elk geval één zevenarmige monumentale kandelaar. Onze voornaamste bron voor hoe deze menora er uitzag is de triomfboog van de Romeinse keizer Titus, die met zijn vader Vespasianus, die hem voorafging als keizer, de Joodse tempel verwoestte in het jaar 70 van onze tijdrekening. De menora werd, samen met de andere geplunderde schatten uit de Joodse tempel, door deze Romeinen in een triomfantelijke processie Rome binnengevoerd. Deze intocht is beeldend te zien op de triomfboog van Titus, nog steeds te bewonderen op het Forum Romanum. Op deze boog zien we een monumentale menora met gebogen armen, versierd met bloemmotieven, op een stevig voetstuk waarop dieren, en ook een draak, zijn afgebeeld. De joodse historicus Flavius Josephus en een aantal rabbijnen uit de tweede eeuw beweren dat zij de echte menora nog hebben gezien in een speciale tempel in Rome, ontworpen voor de tentoonstelling van de mooiste stukken van Titus’ veroveringen in het Oosten.
Later is deze menora van de kaart verdwenen: niemand weet precies wat ermee gebeurd is, hoewel er heel veel speculaties de omgang doen. De meest hardnekkige is dat deze zich in de kelders van het Vaticaan zou bevinden. Deze ‘urban legend’ wordt nog maar eens ontkracht door Steven Fine in zijn boek
. Terzijde: Fine heeft ook verfsporen op de boog van Titus gevonden en staaft daarmee zijn stelling dat alle mooie witte Romeinse monumenten oorspronkelijk fel gekleurd waren!De vorm van de menora op de triomfboog is in de Joodse geschiedenis bron van
geweest. Volgens sommigen is deze menora geen getrouwe afbeelding van hoe de echte tempelmenora er uit moet hebben gezien, maar een Romeins ‘syncretistisch’ ontwerp. Met name het voetstuk met de draak was om twee redenen een probleem: ten eerste is de draak een doorn in het oog voor joden zowel als (protestantse) christenen, die ervan overtuigd zijn dat Joden nooit dieren zouden afbeelden op heilige voorwerpen, en zeker geen mythologische dieren zoals een draak. Het is maar zeer de vraag of dat zo is, gezien de vele archeologische vondsten van mozaïeken op synagogevloeren uit de tweede tempel- en Byzantijnse tijd met prachtige afbeeldingen van inheemse, uitheemse, en mythologische dieren. Ten tweede, en dit is wel door archeologische vondsten gestaafd, hebben vrijwel alle kandelaars uit de oudheid een standaard van drie poten. Een blokvormig voetstuk zoals op de triomfboog is nergens aangetroffen.Menora en de staat Israël
In het moderne Zionisme, uitmondend in de stichting van de staat Israël in 1948, heeft de menora een bijzondere symbolische betekenis gekregen, als nationaal embleem, geflankeerd door twee olijftakken. Interessant detail is dat dit embleem is ontworpen door kunstenaars gerelateerd aan de Betsalel-academie. Het is daarbij relevant dat deze moderne menora gevormd is naar de afbeelding op de boog van Titus: recht voetstuk (weliswaar zonder draak), ronde armen. Ook de grote menora – een gift van de Britten – voor de Knesset, het Israëlisch parlement, getuigt van deze symboolwaarde. Door de keuze van dit symbool is de onderdrukking en de verspreiding symbolisch omgekeerd: de menora, die door de Romeinen was afgevoerd, is weer door de Joden toegeëigend.