'Geboren uit de maagd Maria'
Het is een oude vraag, maar zo tegen de kerst kan hij steeds weer opduiken: wat aan te vangen met het idee dat Jezus’ moeder maagd was?
Waar gaat het eigenlijk om bij die ‘maagdelijke geboorte’?
Laten we eerst maar eens vier manieren onderscheiden waarop je Maria als maagd kunt zien.
- De meest verregaande vorm is wel dat Maria heel haar leven maagd zou zijn gebleven.
- Iets minder sterk, maar nog altijd kras, is dat ze ook bij de geboorte van Jezus maagd zou zijn gebleven, maar daarna wel langs de gewone menselijke weg kinderen zou hebben gekregen.
- Een nog iets zwakkere vorm, hoe wonderlijk ook, houdt alleen in dat er bij de conceptie van Jezus geen man aan te pas zou zijn gekomen.
- En natuurlijk, de zwakste en triviale vorm, begint elke vrouw haar leven als maagd.
Dan houdt ‘maagdelijke geboorte’ dus de tweede of de eerste manier in …
Dat zou je zeggen, maar ik denk dat het vaak een vorm van slordig en makkelijk taalgebruik is, en dat meestal eigenlijk ‘maagdelijke conceptie’ is bedoeld, de derde manier dus. Er zijn wel tradities over manieren één en twee, maar daarover wil ik het nu niet hebben.
Wat zeggen de bronnen?
Ik bedoel: wat zegt het Nieuwe Testament? Is dat duidelijk op dit punt?
Nee. Er is eigenlijk maar één verhaal in het Nieuwe Testament dat expliciet is, namelijk dat van de aankondiging die de engel Gabriël aan Maria doet in het evangelie volgens Lukas. Als Gabriël zegt dat ze zwanger zal worden, werpt ze tegen dat nog niet met een man slaapt. Dan wijst hij op de heilige Geest en op de kracht van God (Luk. 1:26–38).
Het lijkt er wel op dat Lukas deze gedachte niet consequent volhoudt, want hij geeft de genealogie van Jezus vreemd genoeg via de lijn van Jozef (Luk. 3:23–38), en heeft het ook over Jozef en Maria als ‘zijn vader en zijn moeder’ (Luk. 2:33; vergelijk 2:48) of ‘zijn ouders’ (Luk. 2:27; 2:41; 2:43). Als we even mogen speculeren: misschien was er eerst de overtuiging dat normale menselijke conceptie en invloed van goddelijke kracht best samen kunnen gaan, en zijn die twee pas later tegenover elkaar komen te staan.
Maar Mattheüs dan? Die heeft het toch ook?
Ja en nee. Het lijkt erop dat je bij Mattheüs de maagdelijke conceptie vooral waarneemt als je al weet dat deze er moet staan. Ook bij Mattheüs loopt de genealogie via Jozef (Mat. 1:1–16), die dan ook als ‘nakomeling van David’ wordt aangesproken (Mat. 1:20). Jozef krijgt een droom waarin hij te horen krijgt dat het kind ‘van de heilige Geest is’ (Mat. 1:20; vergelijk 1:18), maar dat hoeft nog geen maagdelijke conceptie in te houden, net zomin als het citaat van Jesaja, ‘Een jonge vrouw zal zwanger worden …’ (Mat. 1:23). Het woord voor ‘jonge vrouw’ wordt meestal met ‘maagd’ vertaald, maar daar hoeft de nadruk niet op te liggen.
En andere teksten in het Nieuwe Testament?
Die zwijgen erover. Liever gezegd: die laten op geen enkele manier zien dat ze zoiets als een maagdelijke conceptie veronderstellen. Paulus bijvoorbeeld spreekt kortweg over Jezus als afstammeling van David (Rom. 1:3). Ook bij Markus vind je geen spoor. Johannes lijkt zelfs in tegenspraak met het idee, want hij laat tegenstanders van Jezus zomaar zeggen dat Jezus de zoon van Jozef is, en dat ze zijn vader en moeder kennen (Joh. 6:42), en ook eerder al noemt Filippus Jezus de zoon van Jozef (Joh. 1:45).
Hoe kun je dit zwijgen verklaren?
Er lijkt maar één redelijke verklaring te zijn: het idee van ‘maagdelijke conceptie’ was er niet vanaf het begin, en het was in grote delen van het vroege christendom onbekend. Daar gold Jezus ‘gewoon’ als zoon van Jozef en Maria. Als je het zou willen zou je dus op bijbelse gronden de maagdelijke conceptie zowel kunnen omarmen als verwerpen.
Wat zeggen de historici ervan?
De historici zijn het niet altijd met elkaar eens, zoals je weet, al was het maar omdat je graag zou willen dat het over feiten ging, maar in werkelijkheid alleen met waarschijnlijkheden kunt rekenen. Bovendien kan er een flinke dosis apologetiek, voor welke zaak dan ook, bij komen kijken.
Dan wil ik graag je eigen mening horen…
Niet zo snel alsjeblieft. Ik stel eerst een kleine omweg voor, langs twee stations: dat van de vergelijking met andere geboorteverhalen uit de oudheid, en dat van de biologie.
Dat laatste lijkt me het boeiendst, maar vertel toch eerst maar over die andere geboorteverhalen…
Welnu: hoe belangrijker je was in de oudheid, hoe groter de kans dat in je levensbeschrijving vroeg of laat elementen opdoken die lieten zien dat je geboorte ook al bijzonder was. Ulrich Luz geeft in zijn commentaar op Mattheüs een mooie tabel over allerlei koningskinderen en alles wat er bij hun geboorte kon komen kijken. Denk aan tekenen aan de hemel, aan dromen en voorspellingen, aan vervolging, moordaanslagen en uitredding, en inderdaad, aan een met wonderen en goddelijke macht omgeven geboorte. De ster van Bethlehem, de hemelse boodschappers, de kindermoord, en ook de maagdelijke conceptie, het past allemaal bij een patroon.
Wat concludeer je daaruit?
Heel kort gezegd: dat de geboorteverhalen over Jezus niets van ‘verslagen’ hebben, en dat hun schrijvers, Mattheüs en Lukas, dat ook niet wilden, maar ze vormgaven als een passende presentatie van hun hoofdpersoon, Jezus. Vandaar dat die verhalen zo verschillend zijn, en allebei goed aansluiten bij de rest van het evangelie waar ze in staan. Vandaar ook dat ze met geen mogelijkheid op één lijn te brengen zijn, tenminste, als je de verhalen zelf leest en niet uitgaat van de ineengevlochten vertelling die in de volksoverlevering is gegroeid.
En de biologie, om terug te keren naar de maagdelijke conceptie?
Daar is iets bijzonders aan de hand. Hoe denk je dat men zich in de oudheid conceptie voorstelde? Het beeld was dat van zaad en akker: de man zorgde voor het levensdragende beginsel, en de vrouw voor de omgeving waarin het kind kon groeien. De voorstelling van ‘maagdelijke conceptie’ was dan dat een hogere macht voor het levensbeginsel zorgde. Zodoende werd het bij Jezus een mooie uitdrukking van wat later zijn ‘goddelijke natuur’ ging heten.
Hoe anders is het tegenwoordig: ongeveer sinds de negentiende eeuw weten we dat nieuw leven begint met het samensmelten van een zaadcel en een eicel, die allebei erfelijke eigenschappen bijdragen. De oudheid kon er geen flauw idee van hebben, maar inmiddels leert iedereen op school over chromosomen en DNA. Als je je gewapend met deze wetenschap een idee probeert te vormen van maagdelijke conceptie heb je een probleem: waar komen de mannelijke chromosomen vandaan? In elk geval stel je je er iets heel anders bij voor dan men in de oudheid deed. Ook als wonder kan het niet meer hetzelfde wonder zijn.
Ik kan je opvatting nu wel raden …
Inderdaad, hoewel er veel meer over te zeggen zou zijn: net als de geboorteverhalen in het algemeen behoort het idee van een maagdelijke conceptie tot de creatieve vormgeving van een overtuiging over Jezus, over zijn menselijkheid en zijn band met God. Voor zulke overtuigingen heb je wat mij betreft Maria als maagd niet nodig.
Moet die regel over Maria dan uit de apostolische geloofsbelijdenis?
Natuurlijk niet. De regel ‘geboren uit de maagd Maria’ is een blijvende herinnering aan hoe de kerk zich ontwikkeld heeft, en aan de mooie verhalen van Mattheüs en vooral Lukas. Je hoeft niets weg te poetsen, als je er maar open mee omgaat.
Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen wat je er in termen van gender-studies aan zou hebben. Je kunt wellicht twee kanten op. Enerzijds lijkt de vrouw Maria nauwelijks meer dan een passieve ontvanger van Gods kracht. Daar komt het leven vandaan, en zoiets bevestigt gemakkelijk het beeld van God als mannelijk. Anderzijds is het dan toch maar zo dat de conceptie van Jezus buiten aardse, mannelijke ingrepen omgaat.