Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Tekstkritiek doet ertoe: Johannes 1:18

24 november 2016

"We zijn in onze gemeente (in het leerhuis) met het evangelie naar Johannes bezig. Het is me opgevallen dat de NBV in Joh 1:18 Jezus presenteert als 'de enige Zoon, die zelf God is', terwijl zowel in de Naardense Bijbel als in de NBG51 deze directe verwijzing (namelijk dat Jezus God is) ontbreekt. Ik lees met moeite Grieks, maar kan wel lezen dat er twee keer het woord Theos staat. Zou u hierover iets kunnen zeggen?"

Ernst Boogert
Promovendus & projectleider DaDEL

Ver van het bed?

Bij het lezen van twee eerdere blogs (zie hier en hier) over de vraag of de Bijbel goed is overgeleverd had zomaar de indruk kunnen ontstaan dat deze vraag voor u als gewone lezer van de Bijbel ver van het bed staat. Niet dus! Deze vraag laat zien dat je er zomaar onaangenaam of aangenaam mee verrast kunt worden.

Het lijkt erop dat deze vraag gaat over een verschil in vertaling. Dat is niet het geval. Het gaat hier om een verschil in de Griekse tekst waar deze vertalingen op zijn gebaseerd. Het boeiende is dat deze lezer zomaar op het terrein van de tekstoverlevering (tekstkritiek) is beland zonder het zelf te beseffen. Daarmee krijgen de twee eerdere blogs een aangenaam staartje, doordat dit een ideale gelegenheid is om de theorie die daar staat uitgelegd concreet toe te passen.

Vertalingen

Voordat we naar de onderliggende Griekse tekst gaan, kijken we eerst hoe Johannes 1:18 vertaald is in de NBV, Naardense Bijbel en de NBG51:

NBV: Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.

Naardense Bijbel: God: niemand heeft hem ooit gezien; de eniggeboren Zoon, die de Vader het naast aan het hart is, hij legt hem aan ons uit!

NBG51: Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.

Opvallend is dat de NBV een extra stukje tekst heeft, namelijk “die zelf God is.” In de Naardense Bijbel en de NBG51 ontbreekt dit zinsdeel. Het lijkt er dus op dat de NBV een extra stukje tekst heeft vertaald dat kennelijk in de onderliggende Griekse tekst van de andere vertalingen ontbreekt. De werkelijkheid is echter anders.

Griekse tekst

Van dit vers zijn in de Griekse handschriften globaal genomen twee versies bekend:

  1. “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon (ὁ μονογενὴς ὑιὸς), die aan de boezem van de Vader is, die heeft hem doen kennen.”
  2. “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren God ([ὁ] μονογενὴς θεὸς), die aan de boezem van de Vader is, die heeft hem doen kennen.”

In de ene categorie handschriften wordt “Zoon” (ὑιός) gelezen en in de andere categorie “God” (θεός). In de oudste Griekse handschriften is dit slechts één letter verschil, omdat zowel ὑιός als θεός verkort werden geschreven. Dus ὑιός als Υ̅Σ̅ en θεός als Θ̅Σ̅ (zie afbeeldingen 1 & 2 voor voorbeelden). Omdat het tijdens het overschrijven zo gemakkelijk fout kon gaan, is het de vraag of we hier aanvankelijk te maken hebben met een bewust verschil.

Codex Sinaïticus (c. 325) met daarin de lezing [ὁ] μονογενὴς Θ̅Σ̅.
Codex Cyprius (9e eeuw) met daarin de lezing ὁ μονογενὴς Υ̅Σ̅.

Betekenisverschil

Hoe het ook zij, het maakt verschil of je het ene leest of het andere. Wanneer “eniggeboren God” gelezen wordt, is dat een duidelijke aanwijzing voor het God-zijn van Jezus. Bij “eniggeboren Zoon” is dat minder concreet.

Wat is oorspronkelijk?

De grote vraag is natuurlijk wat oorspronkelijk in het evangelie naar Johannes stond. Dat is nog niet zo gemakkelijk. In ieder geval kan het volgende hierover gezegd worden.

Wanneer we naar de handschriften zelf kijken en daar een beoordeling van geven (=externe criteria), dan valt het volgende op:

  1. De lezing “eniggeboren God” vinden we in de oudste handschriften die we van Johannes hebben: Papyrus 66 (c. 225), Papyrus 75 (c. 225), codex Sinaïticus en codex Vaticanus (beide c. 325).
  2. Zowel Papyrus 66 als Papyrus 75 komen uit Egypte en geven dus de tekst weer zoals deze toen in de 3e eeuw in Egypte gangbaar was. Bovendien vinden zowel codex Sinaïticus als codex Vaticanus ook mogelijk hun oorsprong in Egypte. In ieder geval weten we hierdoor dat de lezing “eniggeboren God” in de derde en vierde eeuw de gebruikelijke tekst was in Egypte. Hoe dat in andere regio’s was is onzeker.
  3. De lezing “eniggeboren Zoon” vinden we in handschriften vanaf 5e eeuw, bijvoorbeeld in codex Alexandrinus (zie afbeelding 3) en in de overgrote meerderheid van late handschriften. Dit wil echter niet gelijk zeggen dat daarvoor géén handschriften bestonden met de lezing “eniggeboren Zoon.”

Wanneer we (afgezien van de mogelijkheid dat de lezing spontaan kan zijn ontstaan) proberen te argumenteren hoe een lezing ontstaan zou kunnen zijn (=interne criteria), dan valt daar het volgende van te zeggen:

  1. De lezing “eniggeboren God” is moeilijker dan de lezing “eniggeboren Zoon”. Dat wil zeggen dat je eerder kunt verklaren dat een gebruiker van het Evangelie “God” in “Zoon” veranderde dan andersom. Zo wordt in het vervolg van het Evangelie steeds over Jezus gesproken als de “Zoon (van God)” en niet als “God.” Zie hiervoor bijvoorbeeld 1:34 en 3:16, 18. Dit argument is gebaseerd op de logische veronderstelling dat nieuwe lezingen eerder langs een ‘gemakkelijke route’ ontstaan dan langs een ‘moeilijke route.’
  2. Een tweede argument is dat in de directe context een duidelijke verbinding gelegd wordt tussen Jezus en God-zijn (1:1 “en het woord is God”; 1:14 “en het woord is vlees geworden”). Dat zou ervoor kunnen pleiten dat de auteur hier eerder “God” geschreven zou hebben dan “Zoon.”
  3. Ik erken dat dit tweede argument ook de andere kant op geredeneerd kan worden (zoals het eerste argument). Zo is het mogelijk dat een gebruiker van een handschrift “Zoon” in “God” veranderde, juist omdat deze verbinding in de directe context wordt gelegd.

Persoonlijk vind ik dat bovenstaande argumenten niet tot een sluitende conclusie leiden. Enerzijds, omdat het verschil gemakkelijk spontaan kon ontstaan en anderzijds, omdat gebruikers een gegronde motivatie konden hebben om “God” in “Zoon” te veranderen of andersom. Toch lijkt de balans door te slaan naar de lezing “eniggeboren God,” maar dan voornamelijk op basis van de ouderdom van de handschriften waarin deze lezing voorkomt.

Codex Alexandrinus (5e eeuw) het oudste bewaard gebleven handschrift met ὁ μονογενὴς ὑιός (de eniggeboren Zoon); ὑιός staat hier niet afgekort.

Kerkgeschiedenis

Hiermee zijn we zijn echter nog niet klaar, omdat we uit de kerkgeschiedenis weten dat in de eerste eeuwen een heftige strijd heeft plaatsgevonden over het God-zijn van Jezus. Hebben de verschillen in de handschriften iets met deze discussie te maken? Hebben overschrijvers bewust “Zoon” veranderd in “God”, om het God-zijn van Jezus te onderstrepen? Of andersom: hebben overschrijvers bewust “God” veranderd in “Zoon” om van deze ‘bewijsplaats voor Jezus’ God-zijn’ af te zijn? Ik geloof niet dat op deze vraag een definitief antwoord mogelijk is, omdat we te weinig weten van de precieze context waarin onze oudste handschriften zijn geschreven. Zo weten we bijvoorbeeld niet in welke kloosters deze handschriften gekopieerd zijn en dus ook niet of deze Arius (contra God-zijn van Jezus) danwel Athanasius (pro God-zijn van Jezus) in hun theologie volgden. Beide scenario’s zijn dus voorstelbaar en mogelijk en kunnen ons niet verder helpen in onze conclusie.

Vertaling NBV

De vraag die na dit alles resteert is hoe de NBV bij haar vertaling met “de enige Zoon, die zelf God is” komt. Deze vertaling heeft te maken met de interpunctie van de lezing “([ὁ] μονογενὴς θεός (de eniggeboren God).” Wanneer tussen μονογενής (eniggeborene) en θεός (God) een komma wordt geplaatst, is “God” een bijstelling bij “eniggeborene.” Dit leidt tot de letterlijke vertaling “de Eniggeborene, namelijk God.” De NBV vult vervolgens “Eniggeborene” aan met “Zoon”: “de enige Zoon, die zelf God is.” Op deze wijze wordt (onbedoeld) een vermenging gerealiseerd tussen twee afzonderlijke lezingen die we in de handschriften tegenkomen. Persoonlijk vind ik het minder voor de hand liggen om het Grieks zo te lezen en acht ik het eerder een “trucje” (zeker ook vanwege het aanvullen met “Zoon”) om een moeilijkheid uit de weg te gaan, dan een natuurlijke vertaling van het Grieks.

Conclusie

Op basis van het hiervoor geschrevene is het niet gemakkelijk om tot een sluitende conclusie te komen. Voor beide lezingen is wat te zeggen, hoewel ik een kleine voorkeur heb voor de lezing “eniggeboren God,” omdat dat beter in het directe verband lijkt te passen en ondersteund wordt door de oudste handschriften. Tegelijkertijd moet gezegd worden dat wanneer de lezing “eniggeboren Zoon” wordt gevolgd, dat niet automatisch betekent dat in het Johannesevangelie het God-zijn van Jezus op de tocht staat. De directe verbinding van Jezus met God (al dan niet) steunt namelijk niet op deze tekst, maar vooral op de directe context.

Tot slot is in 2015 een boeiende blog verschenen over de Drie-eenheid van de hand van prof. Roukema, waar ik bij wijze van afronding in dankbaarheid naar verwijs.