Naar hoofdinhoud
De ingenomen standpunten zijn die van de auteur, niet per se die van de PThU.
Heb je een vraag of goed idee voor het bijbelblog?

Doop en avondmaal in de Vroege Kerk

13 oktober 2016

Waarom heeft kennis van de Vroegchristelijke sacramentsbediening nog steeds waarde voor christenen van nu? In dit blog willen we op deze vraag dieper ingaan, naar aanleiding van de publicatie van 'Christus volgen' (2014) en 'Met Christus verbonden' (2016). We willen uit beide boeken enkele opvallende gegevens naar voren brengen. Ook willen we enkele verschillen met de sacramentsviering van vandaag laten zien.

Dr. M.A. van Willigen
Voormalig docent Nieuwtestamentisch Grieks

Verbinding van doop en avondmaal

Het eerste boek, 'Christus volgen', laat een doorgaande geestelijke lijn zien vanaf de doop tot aan de dood van de gelovige christen/christin. De doop blijkt het beginmoment van een actief geloofsleven te zijn dat niet meer eindigt, totdat iemand uiteindelijk sterft. Opvallend in de sacramentsbediening van de Vroege Kerk is de eenheid die is aangebracht tussen doop en avondmaal. In de paasnacht worden de dopelingen na de doop voorzien van een wit kleed. Ze komen zingend weer terug in de kerk en begeven zich naar het altaar. Daar worden ze toegesproken door de bisschop en mogen ze samen met de gemeente aangaan aan de maaltijd van de Heer.

Architectonisch heeft de vroege Kerk dit ook inzichtelijk gemaakt door zowel boven het doopvont als boven het altaar een baldakijn te realiseren. Dit baldakijn, dat rustte op 4 zuilen, in het baptisterium ook het symbool voor de vier paradijsrivieren, was in de lege ruimte van baptisterium en apsis een zeer duidelijk zichtbaar architectonisch element. Onder het baldakijn bevond zich de plaats waar de gemeenschap met Christus intens werd beleefd. In deze intimiteit liet Hij Zich niet onbetuigd. In het doopvont was de gemeenschap met Christus heel krachtig in de doop die aan de betrokkenen werd bediend, nadat ze hun oude kleren hadden afgelegd. Bij het altaar was deze gemeenschap niet minder krachtig. Bij het eten van het brood en het drinken van de wijn herdachten de pasgedoopte nieuwe gemeenteleden het sterven van Christus, midden in de gemeente. Ze mochten zien op de verzoening die door het Paaslam was aangebracht. Ze hoorden er ook helemaal bij, er was nu ook geen verschil meer met de andere gelovigen. De plaatsen waar dit alles gebeurde waren architectonisch gemarkeerd. We hebben in heel veel baptisteria de 4 zuilen of zuilschachten nog over waar het baldakijn op heeft gerust. In sommige rijk versierde doopvonten wordt de plaats in mozaïeksteentjes aangegeven waar de zuilen eigenlijk hadden moeten staan. In veel studies wordt hier nauwelijks aandacht aan geschonken, maar voor vandaag zouden we er misschien nog een les uit kunnen leren.

In het boek 'Christus volgen' is gekozen voor een geleidelijke opbouw van de thematiek. In de hoofdstukken staat het thema 'de navolging van Christus' centraal. We volgen de gelovige stap voor stap in doop en avondmaal, maar ook daarna. Wat wordt er immers van een gelovige in de Vroege Kerk nu precies verwacht? Onder meer in de zaligsprekingen, maar ook op andere plaatsen in het Nieuwe Testament legt Christus dit aan zijn discipelen en aan de gelovigen uit. In 'Christus volgen' hebben we er daarom voor gekozen om de zaligsprekingen en de uitleg van het Onze Vader, zoals die voorkomt bij  Ambrosius en  Augustinus, als antieke bron aan de lezer te presenteren. 

Christen-zijn in Antiochië

In 'Met Christus verbonden' maken we kennis met de doop- en avondmaalpraktijk in Antiochië. Antiochië was in de oudheid een indrukwekkende stad met naar schatting een half miljoen inwoners. In de stad waren allerlei overtuigingen en religies te vinden, je zou kunnen zeggen, het was een soort Amsterdam ‘avant la lettre’. Een smeltkroes van culturen en religies, met meerdere grote synagogen en christelijke kerkgebouwen, her en der verspreid in de stad. Ook overigens nog steeds voorzien van allerlei heidense tempels. Het heidendom was in de 4e eeuw nog steeds niet ‘out of date’.

We hebben in dit tweede boek over doop en avondmaal een aantal karakteristieke dooppreken en -toespraken van Chrysostomus opnieuw vertaald en van commentaar voorzien. Daardoor krijgt de lezer een brongetrouw beeld van de betekenis van de sacramenten voor de gelovigen in Antiochië. We zien overigens in deze preken ook een spanningsveld tussen aan de ene kant de Koninklijke opdracht om zich te laten dopen, een opdracht die bij God vandaan komt en als zodanig door Chrysostomus wordt geïnterpreteerd, maar aan de andere kant eveneens het aardse uitstelgedrag dat vele gelovigen in Antiochië in de vierde eeuw kenmerkte.

Deze gelovigen zijn er nog niet aan toe om een definitieve keus voor het christendom en voor Christus Zelf te maken. Daar denken ze nog over na. Zelfs tot op hun sterfbed. In een van de preken doet Chrysostomus een indringend verslag van hoe het toegaat als hij een stervende bezoekt, die ook nog gedoopt moet worden. Hij vertelt dat wanneer hij aan de deur aanbelt de huisgenoten van de stervende nog harder van hem schrikken dan van de zojuist vertrokken arts. Alarmfase drie is aangebroken. Als Chrysostomus zelf komt is het echt serieus. Men barst spontaan in snikken uit.

In dit opzicht is er een treffende vergelijking te maken tussen de doop in de Vroege Kerk en de belijdenis in onze huidige tijd, zij het dat het hardnekkige en wijdverbreide uitstelgedrag in Antiochië opvallend is. Tegelijk realiseer je je: uitstel leidt in Antiochië in ieder geval niet tot afstel. Dit was in de Vroege Kerk anders, al kwam men maar 1 keer per jaar in de kerk. Er was toch kennelijk een diepgeworteld besef van verbondenheid en eerbied en ontzag voor de sacramenten. Ook al was men stervende, men liet zich toch –desondanks- dopen en liet de priester zonder meer binnenkomen om het sacrament van de doop te bedienen. Illustratief voor de grote achting die Chrysostomus en de gedoopten hadden voor het sacrament van de doop is een verwijzing die in één van de preken gevonden wordt: een verwijzing naar een klein flesje met doopwater erin. Dit flesje bleef jarenlang als een doopbewijs in de huiskamer van de gedoopte christenen bewaard en ook op een duidelijk zichtbare plaats. De gedoopte zag zo dagelijks het water dat hem –in Christus bloed- van al zijn zonden verlost had. Het zuivere reine water vormde tegelijk een aansporing om ook zelf zuiver en rein te leven. Dagelijks zag de gedoopte zowel het keerpunt in zijn eigen leven alsook de opdracht om zuiver en rein te leven voor Gods aangezicht. Hij kon dit keerpunt zodoende nooit vergeten.   

Hoe ga je daar trouwens als Kerk mee om, met zo’n lage bezoekfrequentie van slechts 1 of 2 keer per jaar? Dit is ook een moderne vraag. Uit de teksten van Chrysostomus blijkt dat men de Kerk bijna nooit definitief vaarwel zei. Een verrassende uitkomst. Chrysostomus blijft deze categorie dan ook op een betrokken manier aanspreken. Hij nodigt ze uit om vaker te komen, waardoor ze meer kunnen leren. Hij waardeert het dat ze er zijn. Hij schrijft ze in ieder geval nooit en te nimmer af.

Chrysostomus wist waar hij het over had. Met Pasen zat de kerk vol. Afgeladen vol. Na de viering van het Paasfeest zat men enkele weken later op de tribune van de paardenrenbaan. De kerk was dan nagenoeg leeg. In de beleving van veel Antiocheners was immers -nu het Paasfeest achter de rug was- het volgende feest al weer aangebroken: de wedstrijden in de paardenrenbaan. Fantastisch!

Uit de preken van Chrysostomus die gericht zijn aan de gedoopte gelovigen blijkt dat er in Antiochië veel afleiding is. Het Christendom is niet de enige religie die als ‘waar’ verkondigd wordt. Ook de Joodse gemeenschappen in Antiochië zijn springlevend en het heidendom is eveneens bepaald nog niet op zijn retour. Uit onderzoek blijkt dat diverse Joodse synagoge-bezoekers op sabbat in de synagoge zijn en de dag daarop onder het gehoor van Chrysostomus. Ze vormen misschien nog zelfs een redelijk grote groep.

Chrysostomus ziet de doop van Johannes als een brug tussen het Joodse reinigingsbad en de Christelijke doop. Oppervlakkig gezien is er nogal wat overeenkomst tussen die laatste twee: het gaat immers om reiniging. Het kardinale verschil is echter dat de Christelijke doop veel meer inhoudt dan de Joodse reinigingsbaden. Christenen krijgen blijvend huiswerk mee. Ze moeten gaan leven volgens Gods geboden en de inzettingen van Christus gaan volgen. Ze moeten Christus volgen in leer, leven en werken. Van deze weg van navolging is de doop het beginpunt. Het gaat om meer dan het afwassen en de reiniging van de vroegere zonden. Het gaat om het volgen van Christus en om de blijvende verbondenheid met Hem.

Dr. M.A. van Willigen is docent Nieuwtestamentisch Grieks aan de PThU en auteur van 'Christus volgen' (2014) en 'Met Christus verbonden' (2016). Dr. Van Willigen (gepromoveerd op Ambrosius van Milaan en kenner van de exegese van de Vroege Kerk) richtte na zijn promotie de Stichting Bijbeluitleg Vroege Kerk op. Zie www.sbvk.nl Naast zijn docentschap Grieks aan de PThU en VU publiceert hij regelmatig over de Vroege Kerk, zowel in de sfeer van de valorisatie als wetenschappelijk. Hij is ook aangesloten als lid van het Centrum voor Patristisch Onderzoek.