Wie is mijn naaste? De barmhartige Samaritaan in een ander licht
De parabels van Jezus horen bij de meest geliefde Bijbelverhalen. Ze lijken eenvoudig en zijn makkelijk te onthouden. Tegelijk is de interpretatie van de meeste gelijkenissen buitengewoon omstreden. Het bekende verhaal van de barmhartige Samaritaan vormt daar geen uitzondering op. Wat zijn de christelijke standaardlezingen van deze gelijkenis? En zijn die wel juist?
Gelijkenissen: geen geheime leer voor ingewijden
Laten we eerst vaststellen waarover men het tegenwoordig wél eens is: toen Jezus in gelijkenissen sprak, wilde hij door zijn gewone toehoorders begrepen worden. De gelijkenissen beogen geen boodschap over te brengen die alleen door ingewijden begrepen kan worden. Volgens een oude opvatting vereisen de gelijkenissen een allegorische interpretatie. Ieder detail van het verhaal zou betrekking hebben op een diepere religieuze waarheid. Deze onhoudbare opvatting heeft in de kerk lang dienst gedaan.
Zo werd de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan door de kerkvaders als een allegorie op de heilsgeschiedenis gelezen: De door de rovers overvallen man is Adam, zijn wonden zijn de zonden, de barmhartige Samaritaan is Christus, de wijn en olie op de wonden zijn de sacramenten, enzovoort. Collega Riemer Roukema heeft een prachtige studie aan deze interpretaties gewijd, die veel zeggen over de theologie van de kerkvaders en hun uiterst creatieve manier van lezen. Toch is deze manier van interpreteren niet in overeenstemming met de oorspronkelijke betekenis van de gelijkenis.
Gelijkenissen in de context van hun tijd
Men is het er tegenwoordig over eens dat er meer dan één goede interpretatie van een gelijkenis kan bestaan, maar dat er ook interpretaties zijn die zeker niet overeenkomen met de bedoeling van Jezus zelf. De net besproken allegorische interpretatie hoort daar zeker bij, want zij vereist ingewikkelde denkprocessen die de bedoelde inhoud loskoppelen van het verhaal zelf. Zoiets is alleen voor mensen met enige training mogelijk. Jezus en zijn collega-rabbijnen wilden met de gelijkenissen juist iets duidelijk maken aan ongeletterde mensen.
Een Nederlander, een Belg en (g)een Duitser
Wil je de betekenis van de gelijkenissen van Jezus op het spoor komen, dan moet je ook kennis hebben van de cultuur in zijn tijd. De gemiddelde Bijbellezer weet meestal nog wel dat de Joden in de tijd van Jezus Samaritanen als vijandig buurvolk beschouwden. Het is minder bekend dat Jezus met de priester en de leviet die de halfdode wél zien maar gewoon hun weg vervolgen een trits opent, die bij de toehoorders de vanzelfsprekende verwachting oproept, dat nu als derde een gewone Israëliet langs zou komen. Wat Jezus doet is te vergelijken met iemand die tegenwoordig een mop vertelt over een Nederlander en een Belg, maar dan als derde geen Duitser of Fransman, maar bijvoorbeeld een dinosaurus ten tonele voert. In dit denkbeeldige voorbeeld zou alles aankomen op de inhoud van de mop en de culturele stereotypen, die aan de hoofdspelers verbonden zijn en door de toehoorders begrepen en ingevuld moeten worden. Door de grote culturele afstand en de onvolledige informatie die wij over het Jodendom van de tijd van Jezus hebben, ontstaat hier een grijs gebied van cultureel ambigue informatie, die het toelaat om de parabel op zeer verschillende manieren te lezen. Het is daarom ook zeker niet uitgesloten, dat wij een gelijkenis van Jezus verkeerd interpreteren.
Anti-joodse uitleg van gelijkenissen
Extra complicerend is de anti-joodse uitleg van bijna alle Jezustradities. Jezus nam in Joodse discussies één van de mogelijke Joodse standpunten in, maar christelijke uitleggers hebben door de eeuwen heen zijn gelijkenissen en andere woorden anti-joods uitgelegd. De standpunten van zijn toenmalige gesprekspartners worden vertekend en gedemoniseerd. Vergeten werd dat Jezus jood was en nooit afstand van het jodendom nam. Net als eerder de joodse profeten had hij wel kritiek op bepaalde interpretaties of gedragingen die bij een deel van zijn tijdsgenoten voorkwamen.
In de uitleg van de parabel van de barmhartige Samaritaan zijn vaak anti-Joodse stereotypen aan het werk. Er is bijvoorbeeld beweerd dat Jezus hier afstand neemt van een wettisch, ritualistisch en op reinheidsgeboden gefixeerd Jodendom. Volgens deze uitleg liepen de priester en de leviet voorbij omdat zij zich niet wilden verontreinigen aan een mogelijk al overleden persoon, waardoor zij hun cultische plichten hadden moeten verwaarlozen. Alleen de Samaritaan zou erkennen dat God naastenliefde wil in plaats van offers (zie Hosea 6:6). Het is volgens deze uitleg een niet-Jood, die blootlegt, dat het gefixeerd zijn op de letter van de wet waardoor de intentie van de Thora juist niet tot haar recht komt door Jezus wordt aangevallen. Dezelfde houding komt ook in de raamvertelling naar voren in de vraag van de wetsgeleerde: “Wie is dan mijn naaste?”
Is die interpretatie juist? Nee, zeker niet. Amy-Jill Levine, een Joodse Nieuwtestamenticus verbonden aan Vanderbilt University, heeft heel recent in een boek over de parabels van Jezus aangetoond dat de priester en de leviet niet door reinheidsoverwegingen gedreven werden. Ze zijn ook niet op weg naar Jeruzalem om daar in de tempel te werken, maar komen daar juist vandaan. Bovendien, zegt Levine, staat buiten kijf dat de joodse plicht om een gewonde te helpen of om een menselijk lichaam te begraven ook voor een priester zwaarder woog dan alle andere geboden. De twee vertegenwoordigers van de religieuze elite verzuimen gewoon te doen wat voor iedere Jood een vanzelfsprekende plicht is. Ze zijn geen vertegenwoordigers van een wettisch Jodendom, maar van menselijke nalatigheid.
Wat leren de parabels ons?
Maar als de parabel geen afrekening met Joods wetticisme is, wat was dan voor de eerste toehoorders van Jezus de les die zij (en vervolgens ook wij) uit het verhaal kunnen trekken? In wat nu volgt beschrijf ik twee recente antwoorden, een van Ruben Zimmermann, te vinden in een veelgelezen Duits handboek over de gelijkenissen van Jezus, en een van de al genoemde Amy-Jill Levine. Deze twee geleerden hebben verschillende benaderingen, omdat ze de vraag met welke persoon in de gelijkenis de toehoorder zich zou moeten identificeren verschillend beantwoorden.
Hoe word ik een naaste?
Volgens Zimmermanns ethische interpretatie – hij stelt daarnaast nog twee andere duidingen voor – moeten de toehoorders de Samaritaan als voorbeeld nemen. Terwijl de priester en de leviet het slachtoffer wel zien, maar onbewogen hun weg voortzetten, laat de Samaritaan zich in zijn binnenste beroeren. Het Grieks formuleert het heel drastisch: eksplanchnisthe, letterlijk: zijn ingewanden werden beroerd. Tot naaste word je volgens het verhaal niet door te beseffen wat je ethische plichten zijn, maar je wordt naaste door mee te voelen, door empathie te ervaren en vanuit het medelijden tot actie over te gaan. Niet de vraag wie je naaste is, die je moet helpen, maar de vraag hoe je zelf een naaste wordt is het centrum van deze parabel. En het antwoord zit in het aangaan van een relatie met de ander vanuit het toelaten van nabijheid, het je laten beroeren door de nood van de ander en het daardoor gekweekte mede-lijden. Zo wordt het lijden van de ander een deel van de eigen identiteit.
Het goede in je vijand zien
Levine legt de gelijkenis anders uit. Volgens haar is het niet waarschijnlijk dat Joodse toehoorders zichzelf met de Samaritaan zouden identificeren. Deze komt ook pas aan het einde van het verhaal als de spreekwoordelijke aap uit de mouw. Volgens haar maken de toehoorders al aan het begin van het verhaal een keuze en identificeren zij zich met de mishandelde en halfdode man. Zij liggen als het ware met het slachtoffer naast de weg en hopen dat iemand zich over hen zal ontfermen en hun leven zal redden. Degenen van wie men dat kon verwachten (de priester en de leviet) laten het afweten. Er komt hulp, maar van een lid van een groep mensen die als het meest verfoeilijk gold. Jezus wil ons door dit verhaal ertoe brengen in de humaniteit van zelfs de ergste vijand te geloven. Levine heeft daarvoor een niet eenvoudig te ontkrachten Bijbels argument: In 2 Kronieken 28:8-15 staat een vrij onbekend verhaal over Samaritanen (daar aangeduid als Israëlieten, bewoners van het Noordrijk), die in een broederoorlog veel inwoners van Juda doodden en tot gevangenen maakten. Oded, een profeet van God, roept dan de Samaritanen op om hun broeders en zusters niet tot slaaf te maken, maar vrij te laten (2 Kron. 28:11). En zo geschiedt het! De passage die beschrijft hoe de gevangenen door hun vijanden worden gekleed en verzorgd en hoe de gewonden op lastdieren gelegd en naar Jericho (!) gebracht worden (2 Kron 28:15) klinkt als de Bijbelse blauwdruk voor het verzorgende handelen van de barmhartige Samaritaan (
). Levine concludeert op grond van 2 Kronieken 28:“Those who want to kill you may be the only ones who will save you.” (“Degenen die je willen doden, zijn misschien de enigen die je zullen redden”, p. 103).
Radicaal anders kijken naar mensen
Levines interpretatie vraagt veel van ons als lezers. Stel je de persoon voor die het verst afstaat van je eigen waarden en normen, bijvoorbeeld iemand die zijn kinderen slaat, een radicale moslim, een lesbische activiste, een rechtse vertegenwoordiger van de Amerikaanse pro-wapenlobby, of wie dan ook die bij jou negatieve gevoelens oproept. En stel je dan voor dat je volledig hulpeloos bent en alleen kunt overleven dankzij deze persoon. Je moet dan erkennen dat deze persoon voor jou een naaste is geworden en – meer in het algemeen – dat de wereld alleen beter zal worden, als iedereen rekening houdt met de mogelijkheid dat een vijand een voorbeeld van humaniteit kan worden, een voorbeeld dat iedereen ter harte moet nemen. Dat is volgens Levine de beste interpretatie van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Volgens haar doet deze interpretatie het meest recht aan Jezus’ bedoeling. De gelijkenis is dan verwarrend, maar ook verfrissend, want ze laat ons op een radicaal andere manier kijken naar de mensen om ons heen.