OER: theologisch pareltje met ruwe randjes
Wat is de theologie achter OER, het nieuwe boek van Corien Oranje (theoloog), Cees Dekker (nanobioloog) en Gijsbert van den Brink (theoloog)? Robin ten Hoopen ziet boeiende gedachten en één verhaal dat wetenschap en geloof wil integreren. Een ingenieus pareltje, dat aanzet tot reflectie.
OER in het kort
De schrijvers leggen een verbinding tussen “Gods grote verhaal in de Bijbel en hedendaagse inzichten vanuit de wetenschap”. Daarbij gaan ze enerzijds uit van een traditionele christelijke lezing van de Bijbel en anderzijds van natuurwetenschappelijke inzichten. Hoofdrolspeler in het verhaal is Proton, een minuscuul deeltje dat vlak na de oerknal ontstaat. Op een humoristische manier neemt hij de lezer mee van het ontstaan van het heelal tot aan de openbaringen van Johannes op Patmos, en zelfs tot in de coronacrisis.
Het eerste deel van OER vervlecht inzichten uit de kosmologie en evolutietheorie met Genesis 1-3. Genesis 1-2:4 wordt opgenomen in de schepping van heelal en aarde. Het verhaal van Adam en Eva in Genesis 2-3 wordt opnieuw verteld in de vorm van een mythe over Womuntu en Maisha. Zo probeert OER christelijk geloof en evolutie samen te denken.
Het tweede deel van OER volgt het Bijbelse verhaal nauwkeuriger en verbindt bijbeltekst en christelijke traditie. Zo belandt Proton in de stok waarmee Jezus wordt geslagen; een passage die evangelie, liturgie, Bach (Wer hat dich so geschlagen) en kosmologie samenbrengt. Bovendien biedt het boek voor de geoefende lezer allerhande intertekstuele associaties. Zo vinden we een aangepaste vorm van Prediker 3 (Voor alles is een tijd) en hebben de vertellende protonen en neutronen Griekse en Latijnse namen (zoals Kalon en Achaton).
OER is een narratief pareltje. Een meesterverteller leidt de lezer door een verhaal gevuld met wetenschappelijke kennis, sprekende voorbeelden en theologische reflectie. OER is ook een dapper boek waarmee de auteurs hun nek uitsteken. Juist doordat ze hun verbinding van natuurwetenschap en christelijk geloof in verhaalvorm gieten worden de gevolgen van deze benadering heel duidelijk. Dat maakt OER zo uitdagend.
Als oudtestamenticus heb ik nog wel wat vragen.
De theologie van OER
In de recente christelijke Bijbelse theologie heeft men wel voorgesteld om het Bijbelse verhaal als een toneelstuk te zien, een goddelijk drama in meerdere episoden. Dat narratief bestaat uit vijf of zes delen:
- schepping
- val
- Israël
- Jezus
- missie en de Geest
- nieuwe schepping
OER neemt dit model over, voegt natuurwetenschappelijke inzichten toe en integreert deze. Volgens OER bevatten de Bijbel en de werkelijkheid immers één groot verhaal. Zo komt OER tot zeven tijdperken:
- schepping
- ontstaan van sterrenstelsels
- ontstaan van leven
- Gods aanspreken van de homo sapiens en het contact met de eerste mensen
- Jezus
- de missie van Adem (de Heilige Geest)
- nieuwe schepping
Als ik dit schema combineer met het boek als geheel, vallen de volgende theologische uitgangspunten op:
- Bijbel en natuur leveren allebei kennis over God
- De Schepper (naam voor God in OER) is een liefdevolle en machtige figuur die de wereld onderhoudt.
- De Schepper heeft de kosmos geschapen door middel van o.a. een oerknal en evolutie.
- De Schepper heeft persoonlijk contact gezocht met mensen. Deze mensen kwamen tegen hem in opstand. Daarna heeft de Schepper via Abraham en Israël een herstart van zijn plan opgezet.
- De Schepper heeft zichzelf laten zien in Jezus Christus, zijn Zoon die is gestorven en opgestaan en die door de Heilige Geest (Adem) inwerkt op de wereld en op mensen.
- Gods verlangen om een relatie aan te gaan met de mens is het hoogtepunt van de schepping.
- Er is een tegenstander die het plan van de Schepper tegenwerkt.
- Er is geduld en volharding nodig om in de complexe werkelijkheid van vandaag vast te houden aan een goddelijk plan. Gelukkig is de Schepper te vertrouwen en zal hij zijn beloften gestand doen.
Deze theologische uitgangspunten krijgen in OER een nieuwe dimensie door de kosmologische en evolutionaire context waarin het boek ze plaatst.
In de eerste plaats benadrukt het kosmologisch perspectief dat mensen maar een miniem onderdeel zijn van het universum en van de geschiedenis. Dat past goed bij een calvinistische theologie die de grootsheid van God benadrukt, en daarmee de afstand tussen mens en God. Hiernaast staat echter Gods liefde voor de mens en het verlangen om met de mens een relatie aan te gaan.
Ten tweede benadrukt het kosmologische perspectief dat God de werkelijkheid zeer precies heeft afgesteld. Dat dit plaatsvond in een proces van miljarden jaren geeft ook een hernieuwd vertrouwen. God zal de menselijke geschiedenis tot een goed einde brengen. Tweeduizend jaar wachten op de Messias wordt dan kort. Tegelijkertijd roept juist de grote nadruk op de idee dat Gods hand het heelal heeft ontworpen een vraag op. Want hoe zit het met het kwaad dat ons leven treft? Komt dit van dezelfde goddelijke hand? OER gaat niet expliciet op deze vraag in, maar biedt in haar vertelling wel verschillende perspectieven om naar deze vraag te kijken. Zo voert zij, zoals gezegd, een tegenstander op, maar laat zij ook zien dat bepaalde vormen van natuurlijk kwaad nu eenmaal bij onze wereld horen. Dit punt heb ik op een andere plaats verder uitgewerkt.
Exegetische reactie
OER is tot nu toe heel goed ontvangen (zie o.a. Nederlands Dagblad, 13 en 15 mei, Trouw 20 mei 2020). Toch roept haar benadering ook de nodige vragen op. Methodologisch gezien komt de stevige kritiek van meerdere kanten. Denk aan creationisten, die ongetwijfeld vinden dat het boek onvoldoende recht doet aan de Bijbel. Of denk aan theologen en exegeten die juist menen dat de Bijbel weinig te zeggen heeft over natuurwetenschap en schepping. Denk ook aan joodse exegeten, die zeker zullen wijzen op de beperkte rol voor het volk Israël in het boek. Ook als christelijke bijbelwetenschapper heb ik wel wat vragen bij het theologische model van deze schrijvers. Ik noem kort drie punten.
Mogen andere wetenschappen meedoen?
OER neemt de natuurwetenschappelijke inzichten zeer serieus en integreert deze in haar hervertelling van het christelijke verhaal. Andere wetenschappen zoals de Bijbelwetenschap klinken echter maar beperkt mee. Dat komt doordat OER een christelijke en narratieve lezing van de Bijbel hanteert. Kun je echter zo winkelen in wetenschappelijke kennis? Waarom bijvoorbeeld wel een oerknal, maar geen twijfel bij de vraag of Petrus in eloquent en vloeiend Grieks een rede kon houden na het Pinksterfeest? Is hier geen sprake van een wetenschappelijke disbalans?
Israël als tussenfase?
Genesis 1-11 functioneert in het boek Genesis als een wereldwijde proloog op het verhaal van Israël. Zij benadrukt dat de God van Israël de God van alle mensen is. De genealogieën uit Genesis 5 en 11 laten dit zien door Adam, Noach, Sem en Abraham te verbinden. OER beschrijft Genesis 1-11 echter vooral als Gods wereldwijde inzet. Als die mislukt, wordt de oplossing gevonden in een plan met Israël. Deze lezing loopt het gevaar het verhaal van Israël, het grootste gedeelte van het OT, als een tussenfase te schetsen.
Genesis 2-3 losgemaakt uit Genesis 1-11
OER biedt een hervertelling van Genesis 2-3 waarin exegese, traditiegeschiedenis en humor samenkomen. Het maakt deze hoofdstukken daarbij los uit hun context (Genesis 1-11). Alleen Genesis 2-3 wordt opnieuw verteld (en Genesis 1). Deze keuze komt voort uit het belang dat OER hecht aan een historische zondeval. Theologisch gezien is dat te begrijpen, maar het gevolg is dat de auteurs Genesis 2-3 heel anders behandelen dan de omliggende hoofdstukken. Mijns inziens is dat vanuit het boek Genesis niet houdbaar. Wie Genesis 2-3 leest als deel van het boek Genesis ziet dat dit hoofdstuk nauw verbonden is met het verhaal van Kain en Abel in Genesis 4, maar ook met de passages over de zonen van God in Genesis 6, Noachs wijngaard in Genesis 9 en de toren van Babel in Genesis 11. OER had hier mijns inziens één benadering moeten kiezen voor Genesis 1-11.
Conclusie
OER is een gedurfd en grensverleggend boek. Als theoloog heb ik waardering voor hoe de auteurs de rijkdom van de christelijke traditie hebben geïntegreerd in dit kosmologische boek. Wel roept OER de vraag op naar de eigen inbreng van de oudtestamentische exegese binnen de christelijke theologie. Hierboven heb ik op enkele punten laten zien wat die inbreng kan zijn. Ik hoop dat deze punten verder gesprek stimuleren.