Een bijbels buitenbeentje: het evangelie naar Johannes
Er ligt al een tijdje een vraag bij de bijbelblogredactie: waarom verschilt het evangelie naar Johannes zo enorm van de andere drie evangeliën in het Nieuwe Testament?
Andere wereld
Die verschillen zijn inderdaad verrassend groot. Lees maar een keer eerst Marcus en dan Johannes: je zult je in een totaal andere wereld wanen. Gewoonlijk valt het misschien niet zo op, maar dat ligt dan aan de manier waarop veel mensen de evangelieverhalen leren kennen: in korte gedeeltes, zonder eigenlijk te letten op het grotere geheel. Dat blijkt trouwens ook voor theologiestudenten te gelden: als je ze bij bijzondere verhalen over Jezus vraagt in welk evangelie ze voorkomen blijven ze het antwoord nogal eens schuldig. De opleiding aan de PThU probeert daar wat aan te doen, niet omdat we ze zo graag feitjes zien leren, maar omdat theologiestudenten oog moeten krijgen voor het eigen karakter van elk evangelie.
Totaal anders
Pas door Johannes te vergelijken met de andere drie evangeliën, Marcus, Mattheüs en Lucas, zie je duidelijk hoe bijzonder het is, en in de aard van de verschillen zit ook de sleutel tot het waarom ervan.
Nu zijn de verschillen eigenlijk
om in een bijbelblog op te sommen, maar met een paar belangrijke komen we al een heel eind. Om te beginnen wijkt de opbouw van het evangelieverhaal sterk af. Bij de andere drie begint Jezus’ optreden in Galilea, en is er alleen aan het eind een korte periode van ongeveer een week in Jeruzalem. Ze zeggen niet hoeveel tijd er in totaal verstrijkt, maar het geheel past gemakkelijk in een jaar. Bij Johannes heb je twee of drie jaar nodig om de Joodse feesten die hij noemt allemaal te kunnen plaatsen. Verder gaat Jezus hier herhaaldelijk heen en weer tussen Jeruzalem en Galilea. Er is ook geen laatste week in Jeruzalem, maar een periode van maar liefst een half jaar.Wie is Jezus?
Veel mensen kennen Jezus als degene die zegt: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’. Er zijn meer van dat soort uitspraken: ‘Ik ben het licht van de wereld’; ‘Ik ben de opstanding en het leven’; ‘Ik ben de goede herder’. Al zulke uitspraken vind je niet bij de anderen, maar alleen bij Johannes. Het kan ook omgekeerd: Jezus staat ook bekend als een goed verhalenverteller met zijn gelijkenissen: de verloren zoon, de zaaier, de werkers van het elfde uur, te veel om op te noemen. Pas als je het helemaal doorleest ontdek je dat geen daarvan in het evangelie naar Johannes te vinden is. Die gelijkenissen gaan over het koninkrijk van God, zoals veel andere teksten ook, maar dat hele koninkrijk wordt bij Johannes alleen terloops een enkele keer genoemd.
Bij Johannes doet Jezus net als bij de anderen wonderen, en spectaculaire bovendien, die je elders niet leest: water in wijn veranderen, Lazarus opwekken uit de dood. Maar bij wonderen is er ook een subtiel maar belangrijk verschil: bij de andere drie evangeliën laten ze – net als gelijkenissen – iets van het koninkrijk van God zien, terwijl ze bij Johannes ‘tekenen’ zijn … van Jezus’ identiteit. Het beeld van Jezus dat Johannes wil oproepen moet dan wel de sleutel tot het verschil zijn. Er is bij hem geen onduidelijkheid over Jezus’ identiteit, zoals vooral bij Marcus, geen geheimzinnigheid. De Jezus van Johannes is vanaf het begin volledig ‘in control’ en zo vlak bij God dat het verschil tussen God en hem bijna wegvalt. Zo kent hij ook geen doodsstrijd in Gethsemane, en ook geen verlatenheid aan het kruis.
Creatief
Je bespeurt bij Johannes een grote vrijheid in het vertellen, die je ook gelovige creativiteit kunt noemen. Zijn evangelie heeft niets van een verslag of van geschiedschrijving zoals die tegenwoordig gebruikelijk is. Het is getuigenis, en wel zo subtiel vormgegeven dat herlezen de moeite waard wordt. Johannes kan locaties en momenten zo kiezen dat ze als het ware rijmen op de gebeurtenissen die hij vertelt. Zo is het nacht als Nicodemus in het duister tast, is er water bij het Loofhuttenfeest, en licht bij het Chanoekafeest.
Johannes vertelt volgens zijn visie op Jezus, zijn geloof in hem. Het sterkste voorbeeld is wel dat hij bij de kruisiging het Pesachfeest een dag eerder laat plaatsvinden dan de andere drie evangelisten. Zo laat hij de kruisigingsdag zelf samenvallen met het slachten van de lammeren voor Pesach. Johannes helpt de lezer ook om de verbinding te leggen: alleen hij zegt dat van Jezus geen bot wordt gebroken, en de lezer kan dan denken: net als bij die paaslammeren volgens wet en traditie ook geen bot gebroken wordt. En al veel eerder in zijn evangelie laat Johannes als enige Jezus aanduiden als ‘het lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt’.
Verwarrend?
Dit alles roept natuurlijk wel de vraag op hoe je met al die verschillen om kunt gaan. Ze werden in de oudheid al gezien, althans door hen die toegang hadden tot meer dan één evangelie. Je krijgt bij de kerkvaders tussen de regels door de indruk dat ze er ook wel een beetje mee zaten. Clemens van Alexandrië heeft het bij Johannes over een ‘geestelijk evangelie’. Origenes probeerde de verschillen een beetje goed te praten door onderscheid te maken tussen de ‘geestelijke waarheid’ en de ‘materiële leugen’: dat laatste mag als het maar het eerste dient.
Je kunt de verschillen ook positiever duiden. Een bekend beeld dat daarbij kan helpen is dat van de kunstschilder. Wie twee schilders eenzelfde onderwerp op het doek laat brengen zal twee dingen verwachten, namelijk dat het onderwerp zelf nog herkenbaar is, én dat elke schilder het op een eigen, unieke manier heeft vormgegeven. Zo is het met Johannes en zijn Jezus ook: zijn verhaal is een herkenbaar buitenbeentje.