Hoelang duurden de zeven scheppingsdagen?
Volgens de Bijbel heeft God de wereld in zes dagen geschapen, en daarna rustte hij uit. Appeltje-eitje, zo'n schepping van de wereld. Als dat verhaal een feitelijke beschrijving van de schepping in de tijd moest zijn, dan doet het denken aan een mooi maar ongeloofwaardig sprookje. We weten tegenwoordig veel over de ouderdom van de aarde, en over het langzame ontstaan van het leven op aarde. Die zes dagen van Gods scheppingswerk staan in schril contrast met de 4,6 miljard jaar dat de aarde volgens huidige inzichten al bestaat. Dat alles in zes dagen scheppen?
Veel discussie
Volgens de nieuwste kennis zouden de eerste menselijke wezens zo'n 2,8 miljoen jaar geleden voor het eerst op de aarde hebben rondgelopen (Science, maart 2015), ergens in Ethiopië. En de mens (homo sapiens) heeft zich pas de laatste 200.000 jaar ontwikkeld tot wat hij/zij nu is. Dus hoe zit dat met die schepping in een week tijd, en de schepping van die ingewikkelde mens in een dag? Is God een goochelaar?
Er zijn christen-wetenschappers die proberen de gangbare methoden van datering onderuit te halen, maar dat is overbodige moeite. Wat zij en veel andere bijbellezers niet inzien is, dat de schrijvers van het scheppingsverhaal helemaal nooit de bedoeling hebben gehad om letterlijke feiten op te schrijven over de schepping van de aarde. Hoe zouden ze dat ook kunnen? Er was immers geen mens aanwezig bij het ontstaan van de aarde. Dat geven de schrijvers van Genesis 1 al aan: de mens wordt pas op dag zes geschapen, als de hele wereld met water, lucht, natuur en dieren er al is. In een discussie in De Waarheidsvriend benadrukte prof. Gijsbert van den Brink onlangs dat Genesis 2-3 het begin van de mensheidgeschiedenis beschrijft, maar dan wel in beeldende taal, en niet als een feitenrapportage. Hoe zit het dan met die zeven scheppingsdagen in Genesis 1? Hoe moeten we die lezen?
Oosters boek
Allereerst is de Bijbel geen modern boek, en evenmin een wetenschappelijk boek. De Bijbel is ontstaan in het oude Israël, na de uitvinding van het alfabetische schrift (rond 1500 voor Christus). De bijbelteksten zullen zo tussen de 10e en de 3e eeuw voor Christus zijn opgeschreven, uiteraard niet in het Nederlands of Engels, maar in het Oud-Hebreeuws, een Semitische taal. Kortom, om de zeven dagen te begrijpen is het nodig om na te gaan wat mensen in die bijbelse tijden met een dag bedoelden, en waarom de bijbelschrijvers de schepping in zeven dagen beschrijven.
Israël behoorde tot het grote gebied van het oude Midden Oosten. De schrijfstijl en denkstijl die in Israël gangbaar waren, verschilden weinig met die van de andere volkeren in het oude Midden Oosten. En tijd was daar nogal rekbaar. Er waren nog geen klokken of horloges. Wel zonnewijzers, maar precieze tijdrekening was niet mogelijk. Het begrip 'dag' in de zin van 24 uur was niet bekend. Men maakte onderscheid tussen 'dag' (de tijd dat de zon scheen) en 'nacht' (de tijd dat de zon ondergegaan was, tot aan het opnieuw opkomen van de zon). Dan is dus te begrijpen, dat met het begrip 'dag' in de Bijbel nooit een precieze aanduiding van 24 uur kan zijn bedoeld, maar slechts een relatieve tijdsaanduiding.
Steeds het getal “zeven”
Bij het spreken over de zeven dagen speelt nog een heel ander aspect mee, namelijk de stijlfiguur van de zeven dagen. Wie eens in de Bijbel zou opzoeken hoe vaak er iets gebeurt 'op de zevende dag', of 'na zeven dagen', of hoe vaak iets 'zeven dagen' duurt, zal ontdekken dat dat wel heel erg vaak is: zeker 97 maal gebeurt iets in zeven dagen, en minstens 46 maal gebeurt iets op de zevende dag. Maar wie opzoekt of er wellicht ook weleens iets gebeurt in vier of vijf dagen, zal zien dat dat niet vaak voorkomt. Dat laat al zien, dat er blijkbaar iets bijzonders is met het getal zeven.
Getal van de volmaaktheid
Sinds de vondsten van de kleitabletten uit het oude Ugarit (aan de kust van het huidige Syrië) weten we dat ook bij de Kanaänieten - de buren van het oude Israël - in literaire teksten heel vaak het schema van de zeven dagen voorkomt. Bijvoorbeeld in een verhaal over de Kanaänitische koning Kirtu. Om een zoon te krijgen, draagt zijn persoonlijke godheid hem op een aantal dingen te doen. Dat wordt zeer vaak herhaald. en gaat als volgt: "een dag en een tweede, een derde en een vierde, een vijfde en een zesde, en dan bij zonsondergang op de zevende dag zult u de stad bereiken waar u een vrouw zult vinden". En in rituele teksten worden offers vaak in reeksen van zeven dagen achter elkaar beschreven. Per dag wordt dan gezegd wat er geofferd moet worden tot aan dag zeven. Het getal zeven was in het oude Midden Oosten het getal van de volheid. Het is dus vooral een symbolisch getal, dat aangeeft dat iets volmaakt is.
Tegelijk wilden de bijbelschrijvers ook aangeven waarom de zevende dag zo belangrijk is. Het is al heel lang bekend dat mensen een rustdag nodig hebben, en dat een zevendagenschema daarvoor zeer goed werkt. Het is een mooie bijbelse gedachte om die rustdag ook te verbinden met God. De schrijvers van Genesis 1 leggen het zo uit: na al het enorme scheppingswerk, had ook God rust nodig. En hij rustte op de zevende dag. De cyclus was rond.
God schept nog steeds!
In het scheppingsverhaal hebben de bijbelschrijvers willen zeggen: Gods scheppingswerk was volmaakt zoals God volmaakt is. Dat God na zeven dagen nog niet klaar was, blijkt uit andere teksten in de Bijbel. Zo wordt God heel vaak 'Schepper' genoemd. Dat is een tegenwoordig deelwoord dat betekent: 'hij die aan het Scheppen is' (bijv. Jesaja 40:28; 65:17; Amos 4:13; Prediker 12:1). Kortom, volgens veel bijbelschrijvers is Gods scheppingswerk niet iets geweest dat enkel aan het begin van de wereld heeft plaatsgevonden, maar het is een eeuwig doorgaand werk. God is nog steeds scheppend bezig. En opvallend genoeg schakelt hij daarbij ook heel gewone mensen in (Jesaja 51:16). In de tijd van Jesaja ging het om het opnieuw scheppen en bouwen van de stad Jeruzalem. Maar we zouden nu ook kunnen denken aan hoe medici onderzoek doen om ziekten tegen te gaan. Ook zo mogen mensen meewerken aan Gods schepping.
Tijd bij God
De bijbelschrijvers waren zich er goed van bewust dat God geen mens is. Alle spreken over hem gebeurt in menselijke taal is, maar alles wat God doet, is grootser dan dan wat mensen in woorden kunnen uitdrukken. Zo schrijft de dichter van Psalm 90 dat de dag van gisteren voor God is als duizend jaar. En Paulus geeft aan dat het verschil in tijd tussen het sterven van de ene mens en de andere is als een ondeelbaar ogenblik (1 Cor. 15:52). Een oogwenk. Dat lijkt vreemd, dat voor iemand die je dierbaar is, en misschien al tien jaar geleden is overleden, het als een oogwenk is, dat jij ook daar zal zijn. Maar als er geen klokken in de hemel hangen, en de tijd eindeloos is, dan stelt een menselijke telling van tien jaar inderdaad helemaal niets voor. Het is een split second. Waar we bij het lezen van de Bijbel dus op moeten letten is dat ook de bijbelschrijvers heel vaak tijdsaanduidingen enkel als literaire vorm gebruikten en zeker niet exact bedoelden. Zij beseften maar al te goed, dat menselijke tijd helemaal niet aan de orde is bij God.
Verschillende scheppingsverhalen in de Bijbel
De bijbelschrijvers hebben Genesis 1 niet voor niets aan het begin van de Bijbel gezet. Ze willen ermee aangeven dat God er vanaf het begin is geweest, en ooit is begonnen met het scheppen van de wereld, natuur, mens en dier. En dat het weleens zó gegaan zou kunnen zijn. Maar in Genesis 2 beschrijven ze dat het ook wel eens anders gegaan kan zijn. De mens wordt daar niet op dag zes (Gen. 1) maar op dag één geschapen, vóór al het andere (Gen. 2:4-7). En er staan in de Bijbel nog veel meer teksten die verwijzen naar nog weer andere scheppingsverhalen (bijvoorbeeld in het boek Job). Het gaat de bijbelschrijvers dus zeker niet om de feiten, maar ze willen de grootsheid van de wereld beschrijven. In het bijzondere van de wereld zien ze Gods hand.
Onder de indruk
Wij kunnen ons bij het zien van natuurfilms verbazen over het ingewikkelde van de hele kosmos, het bijzondere van de aarde. Zoals ook astronauten dat vaak kunnen vertellen: dat alles precies klopt voor de aarde, zodat er leven mogelijk is. Had de zon verder weg gestaan, dan was het veel te koud geweest voor leven op aarde. Had de zon dichterbij gestaan, dan zou het te heet geweest zijn. Zo hebben ook de bijbelschrijvers zich verbaasd en zich afgevraagd: hoe zijn wij hier terecht gekomen? Wie zal de eerste mens geweest zijn? Zo hebben ze Genesis 1 geschreven. Het is dus vooral een belijdenis van de bijbelschrijvers: Gods scheppingswerk is zo groots en onbegrijpelijk, het moet wel volmaakt begonnen zijn. Dat alles niet meer zo volmaakt is komt volgens de bijbelschrijvers vooral doordat de mensen vaak schade aanrichten. Maar ondanks die schade is het mooie van de schepping nog steeds zichtbaar.
Hedendaagse scheppingsverhalen
Zulke bijbelse scheppingsverhalen die plaats- en tijdgebonden zijn, bieden dus ook ruimte voor nieuwe en hedendaagse scheppingsverhalen. Stel dat wij zouden proberen te beschrijven hoe de aarde is ontstaan en hoe wij als mensen hier gekomen zijn, hoe zou ons verhaal er dan uitzien? Dan zouden we vast en zeker ruimte bieden aan nieuwe kennis over de kosmos en de ouderdom van de aarde. En over de wondere ontwikkeling van mens en dier. Maar ook ons verhaal zou absoluut onvolledig zijn. De grootsheid van de schepping is zo veelomvattend dat niemand die wordingsgeschiedenis ooit compleet zal kunnen beschrijven. Ook in ons verhaal zullen altijd gaten vallen. Dat begrepen de bijbelschrijvers al. Daarom hielden zij het ook maar kort en lieten rustig meerdere scheppingsverhalen naast elkaar staan. Laten wij dat dan ook maar doen.